Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

20 Huurtoeslag bijlage 2: Aanwijzing van onzelfstandige woonruimten

1.1 Inleiding

Er kan alleen recht bestaan op huurtoeslag voor een onzelfstandige woonruimte als deze is aangewezen door Toeslagen. Lees hierover in paragraaf 1.6.2.3 van het hoofdstuk. In deze bijlage bespreken we de criteria voor aanwijzing en hoe de aanwijzingsprocedure in zijn werk gaat.

Afkortingen en begrippen

In het hoofdstuk ‘Afkortingen en begrippen’ staat een afkortingen- en begrippenlijst. Hierin staan alle in het Handboek gebruikte afkortingen. Ook worden veel begrippen toegelicht. Kijk daar dus als een afkorting of begrip onbekend of onduidelijk is.

1.2 Criteria voor aanwijzing

Een onzelfstandige woonruimte komt alleen voor huurtoeslag in aanmerking wanneer deze deel uitmaakt van een woongebouw of woning die wordt verhuurd ten behoeve van begeleid wonen of groepswonen en die is aangewezen door Toeslagen (artikel 11, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Wht).

In artikel 3, eerste lid, van het Bht staan de regels over aanwijzing van woongebouwen en woningen:

  • a. de woonruimten zijn geschikt en bestemd voor
    • 1. begeleid wonen, of een daarmee vergelijkbare woonvorm, of
    • 2. groepswonen door ouderen, of een daarmee vergelijkbare woonvorm;
  • b. de huurovereenkomst is naar zijn aard niet van korte duur (waarover meer in paragraaf 1.4.2 van het hoofdstuk);
  • c. de rekenhuur wordt niet door iets anders dan huurtoeslag gesubsidieerd, en
  • d. de woonruimten zijn zodanig verdeeld dat elke huurder over minimaal één privé-vertrek beschikt. 

Aanvullend staat in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wht dat het woongebouw in eigendom moet zijn van een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is. Dezelfde eis geldt voor de verhuurder die de wooneenheden verhuurt. Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan: een wooncorporatie, een toegelaten zorginstelling met eigen decentraal bezit of een vereniging/stichting van ouderen met eigen bezit.

Aanwijzing is alleen mogelijk voor begeleid wonen en groepswonen door ouderen. In artikel 3, tweede en derde lid, van het Bht staan de criteria waar die twee soorten woonvormen aan moeten voldoen. Die bespreken we in de volgende twee paragrafen.

Nadat Toeslagen een woongebouw heeft aangewezen, kan hij deze aanwijzing intrekken als niet meer wordt voldaan aan één of meer criteria (artikel 3, vierde lid, van het Bht).

1.2.1 Begeleid wonen

Woonruimten voor begeleid wonen (of een vergelijkbare woonvorm) kunnen alleen worden aangewezen als (artikel 3, tweede lid, van het Bht):

  • a. de woonruimten bestemd zijn voor huurders die niet zelfstandig kunnen wonen zonder zorg of begeleiding;
  • b. het begeleid wonen gericht is op integratie en acceptatie van de bewoners in de nabije omgeving;
  • c. de zorg of begeleiding plaatsvindt door
  • d. er een gescheiden huur- en zorgovereenkomst is, en
  • e. de woonruimten niet bestemd zijn om uitsluitend te worden bewoond door minderjarige huurders. 

Verhuurders van aangewezen woongebouwen (AW) voor begeleid wonen hebben een beschikking met een aanwijzingsnummer dat bestaat uit de letters AW, gevolgd door vijf cijfers. In die aanwijzingsbeschikking staat ook onder welke voorwaarden de aanwijzing gehandhaafd blijft.

Een woongebouw is een pand met een gemeenschappelijke toegangsdeur die toegang biedt tot een aantal afzonderlijke onzelfstandige wooneenheden. Dit kan bijvoorbeeld een flatgebouw zijn, maar ook een eengezinswoning die is opgesplitst in onzelfstandige wooneenheden. Die wooneenheden moeten ieder een eigen afsluitbare toegangsdeur hebben vanwege het vereiste dat iedere bewoner over minimaal één privévertrek bezit (zie paragraaf 1.2). Er is sprake van een woongebouw voor begeleid wonen als het woongebouw als bestemming heeft om huisvesting te bieden aan personen die begeleiding en/of zorg nodig hebben om zelfstandig te kunnen wonen.

Het hele woongebouw kan aangewezen worden, maar het is ook mogelijk om een deel ervan aan te wijzen. Bijvoorbeeld bepaalde wooneenheden of verdiepingen.

Eén van de voorwaarden voor aanwijzing is dat het woongebouw geheel of gedeeltelijk moet zijn bestemd voor mensen die zorg en/of begeleiding nodig hebben om zelfstandig te kunnen wonen. Hier kunnen allerlei doelgroepen onder vallen, zoals verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten, (ex)psychiatrische patiënten, psychogeriatrische patiënten en ex dak- of thuislozen.

Een andere voorwaarde is dat het begeleid wonen is gericht op integratie en acceptatie van de bewoners in de nabije omgeving. Bij de beoordeling van deze voorwaarde wordt rekening gehouden met het feit dat integratie voor sommige doelgroepen minder haalbaar kan zijn (bijvoorbeeld voor ernstig dementerenden).

1.2.2 Groepswonen door ouderen

Woonruimten voor groepswonen door ouderen (of vergelijkbare woonvorm) kunnen alleen worden aangewezen als (artikel 3, derde lid, van het Bht):

  • a. alle huurders van de woonruimten zijn genoemd in één huurovereenkomst;
  • b. in de woonruimten ten minste drie huishoudens zijn gehuisvest, en
  • c. ten minste 80 procent van de huurders van de woonruimten de pensioengerechtigde leeftijd (bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW), hebben bereikt. 

Bij groepswonen door ouderen gaat het om ouderen die om sociale redenen bij elkaar wonen in een woongebouw met onzelfstandige woonruimten. Dit wordt dus niet gedaan vanwege behoefte aan zorg zoals bij het begeleid wonen. De bewoners zijn gezamenlijk huurder van het totale woongebouw. Na aanwijzing van het woongebouw kunnen de individuele huurders voor hun eigen onzelfstandige woningdeel huurtoeslag aanvragen.

Er zijn tot op heden geen verzoeken voor aanwijzing van een groepswoning voor ouderen gedaan, waarbij aan de criteria voor deze woongebouwen werd voldaan.

1.3 Aanwijzingsprocedure

Doordat voor een onzelfstandige woonruimte alleen recht op huurtoeslag bestaat als deze onderdeel is van een woongebouw of woning die is aangewezen door Toeslagen, worden twee verschillende trajecten doorlopen:

  • de verhuurder verzoekt om aanwijzing van het woongebouw
  • de individuele huurder vraagt huurtoeslag aan (waarover meer in paragraaf 1.4

De verzoeken om aanwijzing van een woongebouw worden behandeld door het team Verhuurdersadministratie. Het verzoek moet schriftelijk ingediend worden. Hier bestaat geen standaardformulier voor. Bij het verzoek moeten gegevens en documenten aangeleverd worden waaruit blijkt dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Als er bij het verzoek gegevens ontbreken, vraagt Toeslagen deze op bij de verhuurder. Worden de benodigde gegevens na dat verzoek nog niet verstrekt, dan kan het verzoek niet verder worden behandeld. Toeslagen stuurt de verhuurder dan een beslissing dat het verzoek buiten behandeling wordt gesteld. Lees in paragraaf 1.3.3 van het hoofdstuk ‘Awb’ over het niet in behandeling nemen van een aanvraag.

Het is niet mogelijk om een woongebouw vooraf in de planningsfase aan te wijzen. Tijdens de bouw kunnen zich namelijk nog wijzigingen voordoen. Een verzoek om aanwijzing kan daarom pas ingediend worden wanneer het gebouw gereed is. Het verzoek kan ook al iets eerder ingediend worden als de bouw zich in een vergevorderd stadium bevindt en binnen afzienbare tijd af zal zijn. De aanwijzing vindt dan wel pas plaatst wanneer de bouw voltooid is.

Wordt het verzoek ingediend nadat het gebouw al in gebruik is genomen, dan gaat de aanwijzing in beginsel pas in vanaf de maand na de indiening van het verzoek. Hier wordt dus geen terugwerkende kracht aan gegeven.

Er moet per woongebouw een afzonderlijk verzoek ingediend worden. Als een verhuurder dus meerdere (vergelijkbare) woongebouwen heeft, moet hij daarvoor aparte verzoeken indienen.

Het verzoek moet worden ingediend door de verhuurder van de afzonderlijke wooneenheden. Dit hoeft dus niet de eigenaar van het complex te zijn. Als bijvoorbeeld een stichting voor begeleid wonen een heel gebouw huurt van de eigenaar en per wooneenheid doorverhuurt, dan moet het verzoek ingediend worden door die stichting. Toeslagen onderhoudt vervolgens ook contact met die stichting, niet met de eigenaar van het gebouw.

Tegen de beslissing op het aanwijzingsverzoek kan de verhuurder bezwaar maken.

Na iedere wijziging in één van de elementen die relevant is voor de aanwijzing (zoals eigendom, beheer, zorg of indeling) komt de aanwijzing in beginsel te vervallen. De verhuurder heeft de plicht elke verandering, die van invloed kan zijn op voortzetting van de aanwijzing te melden bij Toeslagen. Blijkt dat de nieuwe situatie ook voldoet aan de aanwijzingsvoorwaarden, dan geeft Toeslagen een nieuwe aanwijzingsbeschikking af.

1.4 Huurtoeslagaanvraag voor aangewezen woonruimte

Zodra een onzelfstandige woonruimte in een woongebouw is aangewezen, kan de huurder daarvoor huurtoeslag krijgen. Hij moet dan nog wel een individuele aanvraag voor huurtoeslag indienen en aan alle overige voorwaarden voldoen.

De huurtoeslag kan worden verstrekt vanaf de maand dat het woongebouw is aangewezen. Huurders kunnen wel vast vooruitlopend op de aanwijzing een aanvraag indienen waarbij ze moeten verwijzen naar de datum van het aanwijzingsverzoek. De aanvraag voor huurtoeslag kan pas worden afgehandeld nadat op het aanwijzingsverzoek is beslist. Wordt daar positief op beslist dan kan de huurtoeslag, zoals gezegd, op zijn vroegst ingaan vanaf de maand dat het woongebouw is aangewezen. Wordt op het aanwijzingsverzoek negatief beslist, dan wordt de individuele aanvraag voor huurtoeslag afgewezen omdat de woonruimte onzelfstandig is.

1.5 Aangewezen vóór 1 juli 1997

Aanwijzing is sinds de invoering van de Wht in 1 juli 1997 alleen mogelijk voor woongebouwen die bestemd zijn voor begeleid wonen, voor groepswonen door ouderen of een daarmee vergelijkbare woonvorm. Vóór 1 juli 1997 gold de Wet individuele huursubsidie. Op basis daarvan konden ook andere soorten woongebouwen aangewezen worden. Dat waren vooral woongebouwen voor studentenhuisvesting en voor woongroepen. Voor deze categorieën huurders kunnen sindsdien geen nieuwe woongebouwen meer worden aangewezen. Wel blijven oude aanwijzingen geldig en is dus nog huurtoeslag mogelijk voor onzelfstandige woonruimten in woongebouwen die al vóór 1 juli 1997 aangewezen waren (artikel 55, derde lid, van de Wht). Er mag dan niets veranderd zijn aan de oorspronkelijke bestemming, indeling en beheer van het gebouw.

De verhuurders van die aangewezen woongebouwen ontvingen destijds een aanwijzingsbeslissing. In die beslissing stond onder andere dat de aanwijzing zou komen te vervallen bij een wijziging in de bestemming, de indeling en/of het beheer van het woongebouw. De huurder moet bij indiening van de aanvraag voor huurtoeslag een bewijs van de aanwijzing meesturen. De verhuurder moet dit bewijs aan de huurder geven. Zo nodig kan de verhuurder bij Toeslagen vragen om een overzicht van de onder zijn beheer aangewezen wooneenheden.

Onder voorwaarden kan een oude aanwijzing bij een wisseling van de eigenaar of verhuurder gecontinueerd worden. Er moet dan wel een nieuwe aanwijzingsbeschikking aangevraagd worden. Toeslagen toetst vervolgens aan de volgende criteria:

  • het woongebouw is vóór 1 juli 1997 aangewezen op grond van de Wet individuele huursubsidie;
  • de nieuwe eigenaar of verhuurder is een niet op winst beogende instelling (zie ook paragraaf 1.2);
  • en de indeling, bestemming en geschiktheid van het woongebouw en de wooneenheden zijn niet gewijzigd (wat de oude en nieuwe verhuurder moeten verklaren bij het verzoek om voortzetting van de aanwijzing). 

Bij wijziging van de bestemming en/of geschiktheid van het woongebouw wordt een verzoek om voortzetting van de aanwijzing niet beoordeeld op basis van bovenstaande criteria, maar op grond van de huidige voorwaarden die gelden voor woongebouwen voor begeleid wonen en voor groepswonen door ouderen.