Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

9 Vreemdeling bijlage 2: Gevolgen Brexit

1.1 Inleiding

Per 1 februari 2020 hoort het Verenigd Koninkrijk (VK) niet meer bij de Europese Unie (EU). Dit vertrek uit de EU wordt ook wel de Brexit genoemd. In deze bijlage bespreken we wat de gevolgen van Brexit zijn met betrekking tot toeslagen voor Britten die in Nederland wonen en voor Nederlanders die in het VK wonen. Hiertoe bespreken we eerst de akkoorden die de EU en het VK met elkaar sloten.

Afkortingen en begrippen

In het hoofdstuk ‘Afkortingen en begrippen’ staat een afkortingen- en begrippenlijst. Hierin staan alle in het Handboek gebruikte afkortingen. Ook worden veel begrippen toegelicht. Kijk daar dus als een afkorting of begrip onbekend of onduidelijk is.

1.2 Terugtrekkingsakkoord en Handelsakkoord

Om de gevolgen van het vertrek uit de EU te bepalen sloot het VK in november 2019 het Terugtrekkingsakkoord (TA) met de EU. In dit akkoord is een overgangsperiode afgesproken tot en met 31 december 2020. In die periode bleef het Europese recht, zoals de EG-Verordening nr. 883/2004 over de coördinatie van socialezekerheidsstelsels van toepassing. Deze verordening regelt de coördinatie van sociale zekerheid binnen de EU. De EG-Verordening geldt voor situaties waarbij een persoon te maken heeft met meerdere lidstaten (bijvoorbeeld een Nederlander die in Nederland woont en in België werkt of een Duitser die daar werkt en in Nederland woont). De EG-Verordening nr. 883/2004 bepaalt dat iemand alleen in één lidstaat sociaal verzekerd is en regelt welke lidstaat dit in verschillende situaties is. Of iemand in Nederland sociaal verzekerd is, is vervolgens ook bepalend voor zijn recht op toeslagen. In ieder geval voor de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag. Voor de huurtoeslag is vooral leidend dat men in Nederland woont en hier een woning huurt. Lees meer over de EG-Verordening nr. 883/2004 en het recht op toeslagen in paragraaf 1.3.2.1.1 van het hoofdstuk ‘Zorgtoeslag’, paragrafen 1.7.1.1 en 1.7.3 van het hoofdstuk ‘Kindgebonden budget’ en paragraaf 1.7.3 van het hoofdstuk ‘Kinderopvangtoeslag’.

Daarnaast zijn in het TA afspraken gemaakt om te voorkomen dat mensen aan het eind van de overgangsperiode plotseling in een andere situatie zouden komen. Kortgezegd blijft iemand die aan het eind van de overgangsperiode onder de werking van de EG-Verordening nr. 883/2004 viel, daaronder vallen zolang zijn situatie (op basis waarvan de verordening voor hem geldt) niet wijzigt. Op die manier behoudt bijvoorbeeld een Nederlander die in het VK woont zijn recht op een uitkering uit Nederland. Dit werkt op een vergelijkbare manier voor de toeslagen. Voorwaarde is dat iemand aan het eind van de overgangsperiode onder de werking van de Verordening viel, niet dat iemand al de betreffende uitkering ontving. Het kan dus zijn dat iemand in het VK, ondanks Brexit, na 31 december 2020 voor het eerst recht krijgt op een toeslag, omdat hij vóór die datum al een andere uitkering uit Nederland kreeg en daarmee onder het TA valt.

Naast het TA sloten de EU en het VK ook een Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO). Op 24 december 2020 bereikten ze hierover een akkoord, per 1 januari 2021 werd de HSO voorlopig van toepassing en na alle benodigde formaliteiten trad het per 1 mei 2021 in werking. Sinds Brexit is er geen vrij verkeer meer van personen en goederen tussen de EU en het VK. Daarom was een handelsakkoord nodig om nieuwe regels af te spreken voor reizen en zakendoen. Ten aanzien van de toeslagen zijn er alleen afspraken gemaakt over de zorgtoeslag. Voor de andere toeslagen zijn geen afspraken gemaakt in het HSO, zodat alleen de Nederlandse wetgeving van toepassing is bij de bepaling van het recht.

1.3 Britten in Nederland

Vóór Brexit hoefden Britten als EU-onderdaan geen verblijfsvergunning aan te vragen in Nederland. Dit werd door Brexit anders. Britten in Nederland moesten daarom een zogenoemd Brexit-verblijfsdocument aanvragen. Dat document verschaft duidelijkheid over de verblijfsstatus van de desbetreffende Brit. Zij hadden daar eerst tot 1 juli 2021 de tijd voor (ook wel de ‘grace period’ genoemd). Dit werd verlengd tot uiterlijk 1 oktober 2021. Was vóór die datum nog geen Brexit-verblijfsdocument aangevraagd, dan verblijft de Brit vanaf dan onrechtmatig in Nederland (zie brief van de Staatssecretaris van 3 september 2021). En zonder rechtmatig verblijf is er geen recht op toeslagen.

Voor deze Britten, die vanaf 1 oktober 2021 onrechtmatig verblijven, gold wel nog een overgangsrecht. Aanvragen voor een Brexit-verblijfsdocument die alsnog binnen één jaar (dus vóór 1 oktober 2022) werden gedaan, werden beoordeeld op grond van de verblijfsvoorwaarden in het TA. Als het document werd toegekend, dan werd de verblijfstitel met terugwerkende kracht gegeven. Stopgezette toeslagen konden dan ook weer met terugwerkende kracht verleend worden (zie brief van de Staatssecretaris van 3 september 2021).

Na die periode, dus per 1 oktober 2022, kwam een einde aan dit overgangsrecht. Britten worden per dan als alle andere derdelanders (personen van buiten de EU/EER) behandeld. Vanaf dan wordt een aanvraag voor een verblijfsdocument dus niet meer aan het TA getoetst. Hierop geldt één uitzondering: Britten die op 1 oktober 2021 minderjarig zijn en later op 18 jarige leeftijd een Brexit-verblijfsdocument aanvragen. Hun ouders hadden dit eerder voor ze moeten doen, toen ze zelf nog minderjarig waren. De nalatigheid van hun ouders om tijdig het document voor hen aan te vragen, moet niet voor rekening van het kind komen, vindt de overheid (zie brief van de Staatssecretaris van 3 september 2021).

Britten die geen aanvraag voor een Brexit-verblijfsdocument indienen, verliezen onder het TA uiteindelijk hun rechten. De EG-Verordening nr. 883/2004 is daardoor ook niet meer op hen van toepassing.

Uit het TA volgt dat Britten die vóór 1 januari 2021 in Nederland woonden daaraan verblijfsrecht blijven ontlenen via het TA (middels dus een tijdige aanvraag voor een Brexit-verblijfsdocument). Ze behouden dan hun rechten en voor hen blijft de EG-Verordening nr. 883/2004 gelden (zie Titel III van het TA). Als zij op dat moment nog niet in de BRP in Nederland ingeschreven stonden, dan kunnen zij bij de IND hun eerdere verblijf in Nederland aannemelijk maken.

Is de Brit van mening dat zijn verblijfsrecht in Nederland rechtstreeks uit het EU-recht volgt, dan kan hij Toeslagen vragen om dat verblijfsrecht te toetsen. Toeslagen toetst dat verblijfsrecht dan in overleg met de IND. Lees over dit EU-verblijfsrecht en de bijbehorende toets in paragraaf 1.4.1.1 van het hoofdstuk.

Ook een gezinslid van de Brit die vóór 1 januari 2021 in Nederland woonde, valt onder het TA en kan zijn verblijfsrecht in Nederland dus blijven behouden. Als de gezinssamenstelling door overlijden of scheiding verandert, kan het (voormalige) gezinslid zelf een eigen verblijfsvergunning of verblijf op grond van het TA aanvragen, nu hij het verblijfsrecht door het overlijden of de scheiding niet meer aan de ander kan ontlenen.

1.4 Nederlanders in het VK

De verblijfsstatus van Nederlanders in het VK is niet van belang voor hun recht op toeslagen. Alleen de verblijfsstatus van vreemdelingen in Nederland is tenslotte verbonden met het recht op toeslagen.

Voor Nederlanders in het VK is wél van belang of zij nog onder de werking van de EG-Verordening vallen. Nederlanders die vóór 1 januari 2021 in het VK woonden, blijven recht houden op zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget (huurtoeslag is per definitie niet mogelijk voor een huurwoning buiten Nederland). Wie ná 31 december 2020 verhuisde naar het VK kan in beginsel alleen nog aanspraak maken op zorgtoeslag. De exportverplichting in artikel 7 van EG-Verordening nr. 883/2004 geldt dan niet meer. Hierdoor geldt het uitgangspunt dat kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag niet aan mensen in andere landen wordt betaald. Voor kinderopvangtoeslag is de wet sindsdien, per 1 januari 2022, echter gewijzigd waardoor daarop wel weer aanspraak gemaakt kan worden. We lichten dit toe in de volgende paragraaf. Daarna gaan we ook nog wat verder in op de zorgtoeslag en het kindgebonden budget.

1.4.1 Kinderopvangtoeslag

De wetgeving voor kinderopvangtoeslag is sinds Brexit aangepast. Per 1 januari 2022 staat in de wet dat een ouder die in het VK woont en onder de werking van het TA valt, aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag (artikel 1.6b van de Wko). Deze aanvulling was nodig, omdat deze ouders niet meer vallen onder de bepaling voor de EU en Zwitserland (artikel 1.6, tweede lid, van de Wko). Ook is apart opgenomen dat een in het VK gevestigde gastouder- of kinderopvang kan worden ingeschreven in het register voor buitenlandse kinderopvang (artikel 1.48, eerste lid, van de Wko). Dit is toegevoegd omdat een ouder die onder de werking van het TA valt, anders mogelijk geen gebruik kan maken van zijn recht op kinderopvangtoeslag. Voor de kinderopvang geldt niet dat deze onder de werking van het TA moet vallen. Een ouder die onder het TA valt kan dus ook een nieuwe kinderopvang laten inschrijven in het register voor buitenlandse kinderopvang. Lees meer over de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag in het hoofdstuk ‘Kinderopvangtoeslag’ en specifiek over buitenlandse kinderopvangorganisaties in paragraaf 1.5.5.2 van dat hoofdstuk.

1.4.2 Zorgtoeslag

Voor de zorgtoeslag veranderde er eigenlijk in de praktijk niets voor Nederlanders in het VK. Deze toeslag valt onder de HSO die per 1 januari 2021 geldt (zie paragraaf 1.2). De afspraken in de HSO zijn vergelijkbaar met die in de EG-Verordening nr. 883/2004. Voor Nederlanders die vóór 1 januari 2021 in het VK woonden en zorgverzekerd waren in Nederland, blijft deze zorgverzekering gewoon doorlopen en kan daarmee het recht op zorgtoeslag ook doorlopen.

Daarnaast is wie in het VK woont en in Nederland werkt, verplicht in Nederland een zorgverzekering af te sluiten en kan daarmee aanspraak maken op zorgtoeslag.

Tenslotte kunnen Nederlanders die voor hun werk in het VK gedetacheerd zijn ook na 31 december 2020 nog een bewijs aanvragen dat ze in Nederland zorgverzekerd zijn. Dit is een zogenoemde A1-verklaring. Het VK is een verdragsland voor de A1-verklaring. Hiermee kunnen zij ook nog aanspraak maken op zorgtoeslag.

1.4.3 Kindgebonden budget

Voor het kindgebonden budget geldt post-Brexit hetzelfde als voor de kinderopvangtoeslag. De reikwijdte van de HSO is beperkter dan de sociale zekerheidsregels in de EG-Verordening nr. 883/2004. Nederland heeft geen voorbehoud gemaakt voor de gezinsbijslagen. Kindgebonden budget en kinderbijslag zijn gezinsbijlagen en vallen dus niet onder de HSO.

Voor het kindgebonden budget geldt dat er alleen recht op bestaat, als de ouder onder de werking van de TA valt. Overigens geldt nog steeds dat het recht op kindgebonden budget gekoppeld is aan het recht op kinderbijslag. Of een ouder onder de werking van het TA valt, wordt daardoor in eerste instantie al beoordeeld door de SVB.