7 Medebewoner
1.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat over de medebewoner. Dit begrip speelt een belangrijke rol bij de huurtoeslag, want medebewoners tellen mee in de berekening van die toeslag. Het meetellen van een medebewoner kan tot gevolg hebben dat de aanvrager minder recht heeft op huurtoeslag. Of er zelfs helemaal geen recht op heeft. Huurtoeslag is de enige toeslag waarbij deze bewoners meetellen, bij de andere toeslagen spelen ze geen rol. Lees meer over de huurtoeslag in het hoofdstuk ‘Huurtoeslag’.
In dit hoofdstuk
We bespreken eerst wat het begrip ‘medebewoner’ inhoudt en wie medebewoners zijn (paragraaf 1.2). Daarna bespreken we de gevolgen van het hebben, en zijn, van een medebewoner voor de huurtoeslag (paragraaf 1.3).
Afkortingen en begrippen
In het hoofdstuk ‘Afkortingen en begrippen’ staat een afkortingen- en begrippenlijst. Hierin staan alle in het Handboek gebruikte afkortingen. Ook worden veel begrippen toegelicht. Kijk daar dus als een afkorting of begrip onbekend of onduidelijk is.
1.2 Medebewoner
Wie is medebewoner? Artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Awir geeft het antwoord: “de persoon die als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende”. Dit betekent dat iedereen die samen met de aanvrager (“de belanghebbende”) op hetzelfde woonadres in de BRP staat ingeschreven, medebewoner is. Hierop gelden enkele uitzonderingen. Die bespreken we in de volgende paragraaf. Daarna bespreken we nog:
- wat Toeslagen moet doen als de aanvrager het medebewonerschap aanvecht: paragraaf 1.2.2
- het kind als medebewoner: paragraaf 1.2.3
1.2.1 Uitzonderingen
In vier gevallen staat iemand wel ingeschreven op hetzelfde woonadres als de aanvrager, maar is hij/zij toch geen medebewoner:
- de partner van de aanvrager (artikel 2, eerste lid, onderdeel e, sub 1, van de Awir)
- de onderhuurder (artikel 2, eerste lid, onderdeel e, sub 2, van de Awir)
- de personen in het huishouden van de onderhuurder (artikel 2, eerste lid, onderdeel e, sub 3, van de Awir)
- per 24 februari 2022: een ontheemde uit Oekraïne (artikel 3b van de Awir)
De eerste uitzondering spreekt voor zich: als iemand toeslagpartner van de aanvrager is, dan is hij/zij geen medebewoner. Wanneer iemand toeslagpartner is, lees je in het hoofdstuk ‘Partner’. Hierna lichten we de overige uitzonderingen toe:
- onderhuurder (en zijn huishouden): paragraaf 1.2.1.1
- ontheemde uit Oekraïne: paragraaf 1.2.1.2
1.2.1.1 Onderhuurder
Wanneer iemand onderhuurder is, of onderdeel is van het huishouden van een onderhuurder, dan is hij/zij geen medebewoner. De onderhuurder huurt een gedeelte van de huurwoning van de aanvrager. Doordat sprake is van een huurwoning (geen koopwoning) waarvan de aanvrager zelf de hoofdhuurder (geen eigenaar) is, wordt gesproken van ‘onderhuur’. Niet van ‘verhuur’. De medebewoner speelt tenslotte alleen bij de huurtoeslag, waardoor per definitie sprake is van een huurwoning. We bespreken over de onderhuurder verder:
- dat een schriftelijke onderhuurovereenkomst vereist is: paragraaf 1.2.1.1.1
- dat bloed- en aanverwanten in de eerste graad zijn uitgezonderd: paragraaf 1.2.1.1.2
- dat een au pair een onderhuurder is: paragraaf 1.2.1.1.3
- dat een kostganger een onderhuurder is: paragraaf 1.2.1.1.4
1.2.1.1.1 Vereist: schriftelijke overeenkomst
Artikel 2, eerste lid, onderdeel e, sub 2, van de Awir vereist dat de aanvrager en onderhuurder voor de onderhuur een schriftelijke overeenkomst hebben afgesloten. Een mondelinge onderhuurovereenkomst is dus niet voldoende. Wel is het mogelijk om een eerdere mondelinge afspraak later schriftelijk vast te leggen. Daarmee wordt dan alsnog aan het vereiste van een schriftelijke overeenkomst voldaan. Lees hierover meer in paragraaf 1.3.7.3.6 van het hoofdstuk ‘Partner’.
1.2.1.1.2 Uitgezonderd: bloed- en aanverwant in eerste graad
Artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Awir geeft voor bloed- of aanverwanten in de eerste graad van de aanvrager of zijn toeslagpartner een uitzondering op de uitzondering voor onderhuurders. Als de aanvrager een onderhuurovereenkomst heeft met een bloed- of aanverwant in de eerste graad van hemzelf of zijn toeslagpartner, dan is die bloed- of aanverwant dus wél medebewoner.
Het toeslagpartnerschap van artikel 3, tweede lid, onderdeel e, van de Awir (twee meerderjarigen en een minderjarig kind van één van hen op hetzelfde adres) kent ook een uitzondering voor onderhuurders. Op die uitzondering geldt echter geen uitzondering voor bloed- en aanverwanten (zie ook paragraaf 1.3.7.3.4 van het hoofdstuk ‘Partner’). Dit kan dus betekenen dat er op basis van dezelfde onderhuurovereenkomst wel sprake is van medebewonerschap voor de huurtoeslag, maar geen sprake van toeslagpartnerschap voor de overige toeslagen.
Bloedverwanten in de eerste graad zijn ouders en kinderen. Een aanverwant is een bloedverwant van de (ex-) echtgenoot of geregistreerde partner. Aanverwanten in de eerste graad zijn dus de ouders en kinderen van de (ex-) echtgenoot of geregistreerde partner.
Let op
Aanverwantschap ontstaat alleen door een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Door het sluiten van een samenlevingscontract ontstaat geen aanverwantschap. En aanverwantschap vervalt niet na een echtscheiding of het beëindigen van een geregistreerd partnerschap.
1.2.1.1.3 Au pair is onderhuurder
Een au pair is een onderhuurder, geen medebewoner. Een au pair is iemand die tijdelijk bij een gezin inwoont en het gezin helpt bij de verzorging van kinderen en het huishouden. Hiervoor wordt een au pair overeenkomst afgesloten. Toeslagen ziet deze overeenkomst als een onderhuurovereenkomst, waardoor een au pair geen medebewoner is.In de context van het toeslagpartnerschap geldt hetzelfde, waardoor de au pair ook geen toeslagpartner van de aanvrager is. Lees meer over de overwegingen om een au pair als onderhuurder, en niet toeslagpartner, aan te merken in paragraaf 1.3.7.3.10 van het hoofdstuk ‘Partner’.
1.2.1.1.4 Kostganger is onderhuurder
Een kostganger is een onderhuurder en geen medebewoner. Een kostganger is iemand die een kamer huurt en ook mee eet. Hiervoor is een overeenkomst aangegaan, waarin naast een huurprijs voor de kamer, ook een vergoeding voor de maaltijden is afgesproken. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde van een schriftelijke huurovereenkomst voor een deel van de woning.
1.2.1.2 Ontheemde uit Oekraïne (per 24 februari 2022)
Een ontheemde uit Oekraïne is geen medebewoner. Dit staat in artikel 3b van de Awir. Op de uitzondering geldt wel een uitzondering: als de aanvrager ook als ontheemde uit Oekraïne onder de bescherming van de Richtlijn 2001/55/EG valt, dan is er wél sprake van medebewonerschap. Dit wetsartikel bestaat per 1 januari 2023, maar kent terugwerkende kracht naar 24 februari 2022.
Het gaat daarbij om ontheemden uit Oekraïne die vallen onder de Richtlijn 2001/55/EG. De uitzondering op het medebewonerschap is beperkt tot de duur dat die richtlijn van toepassing blijft op de ontheemde Oekraïners. Deze periode kan maximaal drie jaar bedragen.
De regering heeft deze uitzondering ingevoerd omdat het van oordeel is “dat een particulier door het tijdelijke verblijf van een ontheemde Oekraïner geen nadelige gevolgen mag ondervinden met betrekking tot zijn toeslagen. Met de […] wijziging wil de regering voorkomen dat gasthuishoudens minder of geen toeslag ontvangen als gevolg van het (tijdelijk) opvangen van Oekraïense ontheemden” (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 202, nr. 3, pagina 61).
De ontheemden uit Oekraïne hebben een eigen verblijfscode: code 46. Toeslagen kan ze hiermee automatisch herkennen. Lees meer over deze verblijfsstatus in paragraaf 1.4.7 van het hoofdstuk ‘Vreemdeling’.
Let op
Dit wetsartikel is ingevoerd per 1 januari 2023, maar werkt terug tot 24 februari 2022. Dit is namelijk de datum van de inval van Rusland in Oekraïne. Het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 is ook van toepassing op personen uit Oekraïne die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 202, nr. 3, pagina 63).
1.2.2 Aanvrager vecht medebewonerschap aan
Wat als de aanvrager ontkent dat hij een medebewoner heeft? Dan moet Toeslagen nagaan wat de situatie is. Mogelijk kan de aanvrager aantonen dat de uitzondering van onderhuur van toepassing is (zie hierover paragraaf 1.2.1.1). Of geeft de aanvrager aan dat de persoon die Toeslagen heeft aangemerkt als medebewoner helemaal niet op zijn adres woont? Dan klopt mogelijk de BRP-inschrijving van die persoon niet.Medebewoners tellen alleen mee in de berekening van de huurtoeslag, zoals verderop in paragraaf 1.3 wordt uitgelegd. Voor die toeslag bestaan twee mogelijkheden om van een inschrijving in de BRP af te wijken:
- Wanneer de inschrijving van de “medebewoner” op het adres van de aanvrager onjuist is én deze onjuiste inschrijving niet kan worden toegerekend aan de aanvrager. Toeslagen kan dan doen alsof de medebewoner niet op het adres van de aanvrager staat ingeschreven. Deze mogelijkheid staat in artikel 9, tweede lid, van de Wht. Dit betekent dat aan twee voorwaarden moet worden voldaan:
- Onjuiste inschrijving
- Onjuiste inschrijving kan niet aan de aanvrager toegerekend worden
- Wanneer de “medebewoner” later op een ander adres staat ingeschreven én hij daar eigenlijk al eerder woonde, maar in de BRP nog ingeschreven stond op het adres van de aanvrager. Toeslagen kan dan doen alsof de medebewoner die periode vóór de juiste inschrijving al op dat nieuwe adres stond ingeschreven. En niet op het adres van de aanvrager, want die inschrijving is onjuist. Deze mogelijkheid staat in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, van de UR Awir. Dit betekent dat aan twee voorwaarden moet worden voldaan:
- Onjuiste inschrijving
- Er is inmiddels sprake van een juiste inschrijving
Voor beide opties moet sprake zijn van een onjuiste inschrijving van de medebewoner op het adres van de aanvrager. Het is aan de aanvrager om aannemelijk te maken dat de inschrijving op zijn adres onjuist. Hij hoeft hierbij niet aan te tonen waar de “medebewoner” wél woont (die informatie zal hij ook niet altijd hebben), maar wel dat hij/zij in ieder geval niet op zijn adres woont. Als hem dat lukt én aan de tweede voorwaarde wordt voldaan, dan is de “medebewoner” geen medebewoner. Ondanks de inschrijving op hetzelfde adres in de BRP. Lees in het hoofdstuk ‘BRP’ meer over de inschrijving in de BRP en de mogelijkheden die Toeslagen heeft om van een inschrijving af te wijken.
1.2.3 Kind als medebewoner
Inwonende kinderen zijn medebewoners. Ook wanneer ze minderjarig zijn. Een kind is volgens de Awir een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn van de aanvrager of zijn partner. Een pleegkind is dit ook. Het (pleeg)kind wordt in belangrijke mate onderhouden door de aanvrager of zijn partner en staat op hetzelfde woonadres als de aanvrager ingeschreven in de BRP (artikel 4, eerste lid, van de Awir). Lees meer over dit kind-begrip in het hoofdstuk ‘Kind’.
Een (pleeg)kind kan, net als iedereen, maar op één woonadres tegelijk ingeschreven staan in de BRP. Toch kan een (pleeg)kind op twee verschillende adressen meetellen als medebewoner. Dit kan wanneer
- het (pleeg)kind tot het huishouden van zijn beide ouders behoort door in nagenoeg gelijke mate in elk van beide huishoudens te verblijven
- en op hetzelfde woonadres als één van die ouders staat ingeschreven in de BRP. Dit staat in artikel 4, tweede lid, van de Awir. Wordt aan deze voorwaarden voldaan, dan is het kind van beide ouders een medebewoner. Lees meer over het behoren tot twee huishoudens in paragraaf 1.2.3.1 van het hoofdstuk ‘Kind’.
1.3 Huurtoeslag
Medebewoners tellen alleen mee voor de berekening van de huurtoeslag. Voor berekening van de zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget tellen zij niet mee. Dit komt doordat in artikel 7, tweede en vierde lid, van de Awir staat dat het inkomen en vermogen van een medebewoner alleen meetelt als dit in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald. En alleen in de Wht staat dat het inkomen en vermogen van medebewoners meetelt (artikel 7, eerste lid, van de Wht). In de wetgeving van de overige toeslagen staat dit niet. Lees meer over huurtoeslag in het hoofdstuk ‘Huurtoeslag’.
We bespreken hieronder een aantal gevolgen van het medebewonerschap:
- het inkomen van de medebewoner telt mee bij de berekening van de huurtoeslag van de aanvrager: paragraaf 1.3.1
- het vermogen van de medebewoner telt mee bij de berekening van de huurtoeslag van de aanvrager: paragraaf 1.3.2
- bij onrechtmatig verblijf van een meerderjarige medebewoner bestaat er voor de aanvrager geen recht op huurtoeslag: paragraaf 1.3.3
- de termijn waarbinnen de medebewoner aangifte inkomstenbelasting moet doen kan de aanvraagtermijn voor huurtoeslag voor de aanvrager verlengen: paragraaf 1.3.4
- de medebewoner is hoofdelijk aansprakelijk voor een door de aanvrager verschuldigd bedrag aan terugvordering van huurtoeslag: paragraaf 1.3.5
1.3.1 Inkomen van medebewoner
Het inkomen van de medebewoner telt mee bij de berekening van de huurtoeslag (artikel 7, tweede lid, van de Awir en artikel 7, eerste lid, van de Wht). Hierop bestaan uitzonderingen.
Het gehele inkomen van een medebewoner wordt op verzoek van de aanvrager niet meegeteld wanneer
- die medebewoner langer dan een jaar in een verpleeghuis, psychiatrische inrichting of penitentiaire inrichting verblijft (artikel 2 van het Bht), of
- sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de aanvrager, zijn partner of een medebewoner (artikel 2a van het Bht).Lees meer over deze situaties in paragraaf 1.11 van het hoofdstuk ‘Huurtoeslag’.
Hiernaast kan een deel van het inkomen van een medebewoner buiten beschouwing gelaten worden als die medebewoner
- een eerstegraads bloed- of aanverwant in de neergaande lijn of een pleegkind is
- van de aanvrager, zijn toeslagpartner, of van een medebewoner,
- en die bij de aanvang van het berekeningsjaar de leeftijd van 23 jaar niet heeft bereikt. Dit staat in artikel 7, zesde lid, van de Awir. De hoogte van het bedrag dat niet meetelt bij het gezamenlijk inkomen verschilt per berekeningsjaar. Dit bedrag is te vinden door het wetsartikel op te zoeken voor het desbetreffende jaar. Lees meer over deze inkomensvrijstelling in paragraaf 1.4.3 van het hoofdstuk ‘Inkomen’. Verder bestaat de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, een deel van het inkomen van een medebewoner buiten beschouwing te laten in het jaar dat het medebewonerschap eindigt. Dit is de zogenoemde 10%-regeling (artikel 8, vierde lid, van de Awir). Lees over deze regeling in paragraaf 1.4.1 van het hoofdstuk ‘Inkomen’.
1.3.2 Vermogen van medebewoner
Het vermogen van de medebewoner telt mee bij de berekening van de huurtoeslag (artikel 7, vierde lid, van de Awir en artikel 7, eerste lid, van de Wht). Maar alleen als de medebewoner het hele berekeningsjaar medebewoner is. Lees hierover meer in paragraaf 1.2.2 van het hoofdstuk ‘Vermogen’.
1.3.3 Verblijfsstatus van medebewoner
De aanvrager heeft geen recht op huurtoeslag als een meerderjarige medebewoner geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft (artikel 9, derde lid, van de Awir). Ook als de aanvrager zelf wel Nederlander is of rechtmatig in Nederland verblijft. Lees hierover meer in paragraaf 1.3.1 van het hoofdstuk ‘Vreemdeling’.
1.3.4 Aanvraagtermijn: aangifte inkomstenbelasting van medebewoner
Huurtoeslag moet voor 1 september van het volgende berekeningsjaar aangevraagd worden. Lees over de aanvraagtermijn in paragraaf 1.3 van het hoofdstuk ‘Aanvraag’. Hierop geldt een uitzondering: als de aanvrager (of zijn toeslagpartner) is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na 1 september van het volgende jaar verloopt. De aanvrager kan dan huurtoeslag aanvragen tot de laatste dag van de door de inspecteur gestelde termijn voor het indienen van aangifte. Hetzelfde geldt als een medebewoner is uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting te doen. Dan kan de aanvrager nog huurtoeslag aanvragen tot de datum waarop de medebewoner zijn aangifte moet indienen. Dit staat in artikel 15, eerste lid, van de Awir. Lees meer over uitstel van aangifte inkomstenbelasting in paragraaf 1.3.2 van hoofdstuk ‘Aanvraag’.
1.3.5 Aansprakelijkheid van medebewoner
Een medebewoner is bij huurtoeslag hoofdelijk aansprakelijk voor een door de aanvrager verschuldigd bedrag aan terugvordering (artikel 33, tweede lid, van de Awir). Dit betekent dat Toeslagen de optie heeft om huurtoeslag (deels) bij de medebewoner terug te vorderen in plaats van (geheel) bij de aanvrager. Toeslagen heeft als uitgangspunt dat de terugvordering altijd bij de aanvrager neergelegd wordt en om pas bij de medebewoner aan te kloppen als de aanvrager de terugvordering onbetaald laat. Deze mogelijkheid van terugvorderen bij een ander dan de aanvrager bestond oorspronkelijk alleen voor de toeslagpartner. Toen heeft de wetgever bij de invoering van de Awir het genoemde uitgangspunt voor de partner vastgelegd in de MvT (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 764, nr. 3, pagina 58). Dit uitgangspunt is sindsdien bevestigd door de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2013:43, rechtsoverweging 2.1). Hetzelfde geldt nu ook voor de medebewoner. Lees meer over hoofdelijke aansprakelijkheid van medebewoners in paragraaf 1.5.2 van het hoofdstuk ‘Terugvordering’.