Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

15 Voorschotverlening

1.1 Inleiding

Voorschotten en voorschotbeschikkingen (in de praktijk vaak ook wel “VT’s” genoemd) zijn bekende begrippen bij Toeslagen. Maar waarom verleent Toeslagen eigenlijk voorschotten? En hoe werkt dit systeem van bevoorschotting precies? Dat bespreken we in dit hoofdstuk.

In dit hoofdstuk

We bespreken eerst waarom Toeslagen voorschotten verleent (paragraaf 1.2). Daarna gaan we in op de situaties waarin Toeslagen géén voorschotten verleent (paragraaf 1.3). Vervolgens komt de uitbetaling van voorschotten aan bod (paragraaf 1.4). En tot slot gaan we kort in op de definitieve toekenning die volgt op de voorschotverlening (paragraaf 1.5).

Afkortingen en begrippen

In het hoofdstuk ‘Afkortingen en begrippen’ staat een afkortingen- en begrippenlijst. Hierin staan alle in het Handboek gebruikte afkortingen. Ook worden veel begrippen toegelicht. Kijk daar dus als een afkorting of begrip onbekend of onduidelijk is.

1.2 Reden van voorschotverlening

Aanvragers vragen een tegemoetkoming aan (artikel 14, eerste lid, van de Awir, zie ook paragraaf 1.2 van het hoofdstuk ‘Aanvraag’). Die tegemoetkoming (ook wel definitieve toekenning) kan Toeslagen pas na afloop van het jaar berekenen. Dan zijn namelijk alle benodigde gegevens bekend (zoals het jaarinkomen). Aanvragers maken echter wel gedurende het jaar al de desbetreffende kosten. Zo moeten ze iedere maand de huur, zorgverzekering en kinderopvang betalen. Toeslagen verleent daarom eerst een voorschot op de tegemoetkoming. Dat voorschot wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Dat een aanvrager een voorschot uitbetaald krijgt, betekent nog niet dat hij ook daadwerkelijk recht heeft op de toeslag. Of op datzelfde bedrag aan toeslag. Het is tenslotte slechts een voorschot op de tegemoetkoming. De Afdeling bevestigde ook dat aan de verlening van een voorschot niet het vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op die toeslag bestaat (zie ECLI:NL:RVS:2009:BH9242, rechtsoverweging 2.5.1 en meer recent ECLI:NL:RVS:2022:1628, rechtsoverweging 7.3).

Toeslagen moet een voorschot verlenen tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld (artikel 16, eerste lid, van de Awir). Het voorschotbedrag moet dus zo dicht mogelijk liggen bij het vermoedelijke bedrag van de definitieve toekenning. Het is voor Toeslagen echter niet mogelijk om voorafgaand aan het verlenen van alle voorschotten onderzoek te doen om te controleren of er inderdaad recht is op een tegemoetkoming. En hoe hoog die tegemoetkoming waarschijnlijk zal zijn. Er is namelijk een noodzaak om de voorschotten snel te verstrekken, aangezien de aanvragers de kosten al maken gedurende het jaar. Volgens de Afdeling rust er op Toeslagen ook geen onderzoeksplicht vooraf (ECLI:NL:RVS:2022:1628, rechtsoverweging 7.3). Toeslagen mag bovendien de hoogte van het voorschot herzien zolang er nog geen tegemoetkoming is toegekend. Met zo’n herziening kan Toeslagen ervoor zorgen dat het voorschotbedrag alsnog dichter bij het vermoedelijke bedrag van de tegemoetkoming ligt. Lees meer over de herziening van voorschotten in paragraaf 1.2 van het hoofdstuk ‘Herziening’.

1.3 Geen voorschotverlening

In bepaalde situaties betaalt Toeslagen mogelijk geen voorschot uit:

1.3.1 Aanvraag na 1 april jaar T+1

Toeslagen is alleen verplicht om eerst een voorschot te verlenen wanneer de aanvraag vóór 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar is ingediend (artikel 16, eerste lid, van de Awir). Bij aanvragen van na die datum hoeft Toeslagen dus geen voorschot te verlenen en kan het meteen overgaan tot berekening en uitbetaling van de tegemoetkoming (definitieve toekenning).

Dit hangt samen met de aangifte inkomstenbelasting (IB). Die moest (in beginsel) vóór 1 april ingediend zijn voor het voorgaande jaar (tegenwoordig 1 mei). De Belastingdienst gaat de inkomens vervolgens vaststellen, op basis waarvan Toeslagen ook de definitieve toekenningen gaat berekenen. Doet iemand dus na 1 april van jaar T+1 een aanvraag, dan is Toeslagen al bezig met het proces van de definitieve berekeningen en dan wordt die aanvraag daar meteen in meegenomen.

Let op!  Let op
  • Artikel 16, eerste lid, van de Awir verplicht Toeslagen om bij aanvragen vóór 1 april van jaar T+1 een voorschot te verlenen, maar verbiedt het niet om bij aanvragen daarna geen voorschot meer te verlenen. Er mag dus wel nog een voorschot verleend worden.
  • Wanneer Toeslagen reeds een voorschot heeft verleend (bij een aanvraag vóór 1 april T+1), dan kan dit voorschot wel nog te allen tijde herzien worden. Ook na 1 april van het volgende jaar. Zolang de definitieve toekenning nog niet is vastgesteld. Lees over het herzien van voorschotten in paragraaf 1.2 van het hoofdstuk ‘Herziening’.

Overigens, tot het berekeningsjaar 2013 was Toeslagen verplicht om een voorschot te verlenen wanneer er niet binnen acht weken definitief toegekend kon worden. Per berekeningsjaar 2013 geldt de plicht van bevoorschotting dus alleen nog voor aanvragen die zijn ingediend vóór 1 april van het volgende jaar.

1.3.2 Toeslagen ziet af van voorschotverlening

Toeslagen kan afzien van het verlenen van een voorschot als (artikel 16, zevende lid, van de Awir):

  1. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van de aanvrager of dit gegeven ontbreekt: paragraaf 1.3.2.1
  2. de inspecteur bij de aanvrager, partner of (bij huurtoeslag) medebewoner artikel 13, vijfde lid, onderdeel c, van de AWR heeft toegepast: paragraaf 1.3.2.2
  3. de aanvrager als uitreiziger is aangemerkt: paragraaf 1.3.2.3 

Het gaat hier om een bevoegdheid, geen verplichting. Toeslagen mag in deze situaties dus wel een voorschot verlenen, maar mag er ook voor kiezen om het niet te doen.

Toeslagen kan in deze situaties, naast het afzien van voorschotverlening, ook besluiten om een voorschot te verlenen “tot een ander bedrag dan volgt uit het eerste lid” van artikel 16 van de Awir. Toeslagen betaalt dan een lager voorschot uit dan eigenlijk volgt uit de aanvraag.

Voordat Toeslagen afziet van voorschotverlening of een lager voorschot verleent, moet de aanvrager de gelegenheid krijgen om zijn aanspraak op de toeslag aannemelijk te maken (zie artikel 4:7, eerste lid, van de Awb en paragraaf 1.6.1.1 van het hoofdstuk ‘Awb’).

1.3.2.1 Twijfelachtig of ontbrekend adres

Bij twijfel over, of ontbreken van, het adres van de aanvrager mag Toeslagen afzien van het verlenen van een voorschot (artikel 16, zevende lid, onderdeel a, van de Awir). Wordt het voorschot al verleend wanneer de twijfel ontstaat of het adres ontbreekt, dan kan de uitbetaling van het voorschot worden opgeschort (artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van de Awir, lees hierover verder in paragraaf 1.4.4.2). In beide gevallen moet het gaan om het adres van de aanvrager, niet een (mogelijke) medebewoner of partner.

“De doelstelling van deze maatregel is tweeledig”, aldus de wetgever. “Enerzijds wordt voorkomen dat geld ten onrechte wordt uitbetaald en niet meer terug te halen is. Anderzijds stimuleert de Belastingdienst op deze manier burgers ervoor te zorgen dat ze goed ingeschreven staan” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina 5). De wetgever benadrukte overigens wel dat het materiële recht op een toeslag onaangetast blijft. “Het adres is voor dit materiële recht ook niet altijd een relevant gegeven. […] Alleen voor de huurtoeslag is het woonadres […] onderdeel van het toetsingskader. Twijfel over het adres betekent dus, behalve bij de huurtoeslag, niet automatisch dat iemand geen recht heeft op de betreffende toeslag […]. Slechts is het zo dat het (tijdelijk) ontbreekt aan het vertrouwen om dit recht te kunnen formaliseren. Wanneer de twijfel over het adresgegeven is weggenomen, verleent de Belastingdienst er dan ook weer alle medewerking aan dat iemand krijgt waar hij recht op heeft. De uitbetaling wordt hervat en in voorkomende gevallen worden nieuwe beschikkingen gegeven. Wanneer de uitbetaling van een lopende toeslag tijdelijk is stopgezet, worden de niet uitbetaalde bedragen tegelijk met de hervatting van de betaling uitbetaald.” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina’s 5 en 6).

1.3.2.2 Geen (tijdige) aangifte IB

Toeslagen mag afzien van voorschotverlening wanneer de inspecteur bij de aanvrager, partner of (bij huurtoeslag) medebewoner artikel 13, vijfde lid, onderdeel c, van de AWR heeft toegepast (artikel 16, zevende lid, onderdeel b, van de Awir). Dit betekent dat de inspecteur heeft afgezien van het opleggen van een voorlopige aanslag (of die aanslag op een ander bedrag gesteld) omdat niet of niet binnen de gestelde termijn aangifte IB is gedaan.

De wetgever vond het “vanwege de koppeling van het verzamelinkomen met de hoogte van de toeslag […] risicovol om een aanvrager van een toeslag die in gebreke is gebleven bij het nakomen van zijn aangifteplicht voor de inkomstenbelasting of wiens partner in gebreke is gebleven met het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting een voorschot te verlenen of een lopend voorschot te continueren.” Hetzelfde geldt voor medebewoners bij een voorschot “[…] waarin naast de draagkracht van de belanghebbende en zijn partner ook de draagkracht van medebewoners in aanmerking wordt genomen (zoals de huurtoeslag).” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 9, pagina 5).

1.3.2.3 Aanvrager is uitreiziger

Toeslagen mag afzien van voorschotverlening wanneer de aanvrager is aangemerkt als uitreiziger (artikel 16, zevende lid, onderdeel c, van de Awir). Lees over het begrip ‘uitreiziger’ in het hoofdstuk ‘Uitreiziger’. Wordt het voorschot al verleend wanneer de aanvrager als uitreiziger wordt aangemerkt, dan kan de betaling van het voorschot worden opgeschort (artikel 23, eerste lid, onderdeel c, van de Awir, lees hierover verder in paragraaf 1.4.4.3). In beide gevallen moet het gaan om de aanvrager, niet de partner of een medebewoner.

1.3.3 Het voorschot bedraagt € 0 (nihil)

Het bedrag van het voorschot bedraagt nihil (€ 0) als naar het oordeel van Toeslagen onvoldoende gegevens bekend zijn over de aanvrager, tenzij hij op een door Toeslagen aangegeven wijze zijn aanspraak op de toeslag aannemelijk maakt (artikel 16, vierde lid, van de Awir). Wanneer Toeslagen dus te weinig weet van de aanvrager (de zogenoemde ‘onbekende aanvrager’), wordt een voorschotbeschikking van € 0 afgegeven. Tenzij de aanvrager aannemelijk maakt dat hij wel recht heeft op de toeslag. Doet de aanvrager dat niet, dan kan pas na afloop van het toeslagjaar “na validatie van de aanvraag aan de hand van naderhand bekend geworden informatie […] bij de definitieve toekenning, uitbetaling van de toeslag volgen, mits uiteraard vastgesteld wordt dan een recht op de toeslag bestaat.” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina 4).

Voor de beoordeling of voldoende informatie beschikbaar is bij Toeslagen over de aanvrager, gaat het niet alleen om de gegevens in de systemen van Toeslagen zelf. Er moet ook worden gekeken naar onder andere “de daarvoor relevante systemen en gegevensbestanden van de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina 4).

Wanneer Toeslagen “na raadpleging van deze beschikbare informatie tot het oordeel komt dat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over een aanvrager, wordt een voor bezwaar vatbare beschikking afgegeven waarin het bedrag van het te verlenen voorschot op nihil wordt gesteld. Tegelijkertijd wordt de aanvrager echter door [Toeslagen] actief gewezen op de mogelijkheid om toch voor een voorschot in aanmerking te komen en op de bewijsstukken die daarvoor moeten worden overhandigd. Indien de aanvrager […] de gegevens en inlichtingen verstrekt waaruit zijn recht op een toeslag blijkt, kan [Toeslagen] besluiten hem alsnog een voorschot te verlenen.” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina’s 4 en 5).

De wetgever wees er overigens op dat de aanvragen van jongeren die op hun achttiende voor het eerst zorgtoeslag aanvragen niet zullen worden getroffen door deze maatregel. Volgens de wetgever zou “het in de meeste gevallen gaan om aanvragen afkomstig van buitenlanders die sinds kort in Nederland werken of wonen.” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina 5).

1.4 Uitbetaling van het voorschot

In de Awir staan verschillende regels over het uitbetalen van het voorschot. We bespreken in deze paragraaf:

  • het moment van uitbetaling: paragraaf 1.4.1
  • de betaling van rente bij te late uitbetaling: paragraaf 1.4.2
  • de herberekening van uitbetalingen wanneer gedurende het jaar het voorschot wordt herzien: paragraaf 1.4.3
  • de opschorting van uitbetaling: paragraaf 1.4.4
  • de opschorting van een nabetaling van het voorschot wanneer hoger beroep wordt ingesteld: paragraaf 1.4.5
  • de situatie waarin door verrekening geen uitbetaling plaatsvindt: paragraaf 1.4.6
  • de wijze van uitbetaling (op één bankrekening op naam van de aanvrager): paragraaf 1.4.7

1.4.1 Moment van uitbetaling

Voorschotten worden in de voorgaande maand uitbetaald. Een voorschot voor januari wordt dus uitbetaald in december, een voorschot voor februari in januari, etc. Op die manier hebben aanvragers het voorschot wanneer ze voor de volgende maand hun huur, zorgverzekering of kinderopvang moeten betalen. Het moment waarop de uitbetaling van het voorschot plaatsvindt en in hoeveel termijnen, kan wel verschillen afhankelijk van wanneer het voorschot wordt verleend. We bespreken de verschillende situaties die zich kunnen voordoen in de volgende paragrafen:

VoorschotverleningUitbetalingParagraaf
Na de aanvraagBinnen 13, 26 of 39 weken1.4.1.1
Bij een gecontinueerde aanvraagVóór aanvang van het jaar1.4.1.2
Vóór aanvang van het jaarIn 12 termijnen1.4.1.3
Gedurende het jaar vóór 1 novemberIn resterende termijnen1.4.1.4
Gedurende het jaar na 31 oktoberIn één keer1.4.1.5
Na afloop van het jaarIn één keer1.4.1.5
Wanneer alleen een deel van het jaar recht bestaatIn een aantal termijn dat gelijk is aan het aantal maanden dat er recht is1.4.1.6

1.4.1.1 Na de aanvraag

Toeslagen verleent een voorschot binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag (artikel 16, eerste lid, van de Awir). Tenzij de aanvraag na 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar is gedaan (zie paragraaf 1.3.1). Wanneer Toeslagen meer informatie nodig heeft, wordt de termijn verlengd met 13 weken of met 26 weken wanneer informatie uit het buitenland nodig is (artikel 16, derde lid, van de Awir). Lees meer over deze termijn in paragraaf 1.5.3 van het hoofdstuk ‘Aanvraag’.

Na die termijn van 13, 26 of 39 weken moet de aanvrager een voorschotbeschikking krijgen. Op dat moment begint ook de uitbetaling van het voorschot in maandelijkse termijnen. Ligt de dagtekening van de voorschotbeschikking ná de eerste maand waarin recht op de toeslag bestaat, dan wordt eerst een groter bedrag uitbetaald voor die eerste maand tot en met de maand van de dagtekening. Het resterende deel van het voorschot wordt weer gewoon per maand uitbetaald in de volgende maanden (artikel 22, vierde lid, van de Awir).

Tip!  Voorbeeld

A vraagt op 15 december 2022 huurtoeslag aan met ingang van 1 januari 2023. Toeslagen geeft hierop een voorschotbeschikking af met een dagtekening van 15 april 2023. A heeft recht op een voorschot van € 2.400 (€ 200 per maand). De uitbetaling vindt dan als volgt plaats: - A krijgt eerst € 1.000 (5 x € 200). Dit is voor de eerste maand waarin recht bestaat (januari) tot en met de maand van de dagtekening van de voorschotbeschikking (april). Plus de uitbetaling voor de maand mei, die ook in april plaatsvindt. - A krijgt vanaf mei € 200 per maand. Er vinden nog 7 betalingen plaats (voor juni tot en met december) wat optelt tot € 1.400. Aan het eind van het jaar is dus het totale voorschot van € 2.400 uitbetaald. 

Ligt de dagtekening van de voorschotbeschikking na 31 oktober van het berekeningsjaar of na afloop van het berekeningsjaar, dan wordt het voorschot in één keer uitbetaald. Lees hierover verderop meer in paragraaf 1.4.1.5.

1.4.1.2 Gecontinueerde aanvraag

Wanneer Toeslagen een aanvraag continueert naar het volgende berekeningsjaar en de aanvrager voor dat hele jaar recht heeft op de toeslag, dan wordt het voorschot verleend vóór de aanvang van het berekeningsjaar (artikel 16, tweede lid, van de Awir). Toeslagen betaalt dan in december het voorschot uit voor januari. Het gehele voorschot wordt dan in 12 termijnen uitbetaald (voor zover het gehele jaar recht blijft bestaan). Zie ook de volgende paragraaf

Lees over gecontinueerde aanvragen in paragraaf 1.7.1 van het hoofdstuk ‘Aanvraag’.

1.4.1.3 Vóór aanvang van het jaar: 12 termijnen

Wanneer Toeslagen het voorschot verleent vóór de aanvang van het berekeningsjaar waarop het voorschot betrekking heeft, dan wordt het uitbetaald in 12 termijnen en “de uitbetaling van de eerste termijn vindt plaats in de maand december voorafgaand aan het berekeningsjaar en elke volgende termijn telkens een maand later” (artikel 22, eerste lid, van de Awir). Dit komt voor bij gecontinueerde aanvragen, zoals besproken in de vorige paragraaf. En ook bij aanvragen die in het voorgaande jaar alvast zijn ingediend voor het daaropvolgende jaar.

1.4.1.4 Gedurende het jaar vóór 1 november

“Een voorschot dat wordt verleend in de loop van het berekeningsjaar waarop het voorschot betrekking heeft, en waarvan de beschikking een dagtekening heeft die ligt vóór 1 november van dat jaar, wordt uitbetaald in zoveel termijnen als er na de maand van dagtekening nog kalendermaanden van dat jaar overblijven. De uitbetaling van de eerste termijn vindt plaats in de maand van dagtekening en elke volgende termijn telkens een maand later” (artikel 22, tweede lid, van de Awir).

1.4.1.4.1 Voorschotbeschikking voordat recht bestaat

Ligt de dagtekening van de voorschotbeschikking vóór de datum vanaf wanneer recht bestaat op de toeslag, dan vindt de uitbetaling van het voorschot niet tegelijkertijd met het afgeven van de voorschotbeschikking plaats. Er wordt namelijk niet eerder uitbetaald “dan in de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanspraak ontstaat” (artikel 22, derde lid, van de Awir).

Tip!  Voorbeeld

A vraagt op 1 mei 2023 zorgtoeslag aan met ingang van 1 september 2023. Toeslagen geeft een voorschotbeschikking van € 200 af op 1 juni 2023. Er wordt dan nog niets uitbetaald. Het eerste voorschot van € 50 wordt uitbetaald in augustus voor de maand september. Vervolgens vinden in september, oktober en november nog betalingen plaats van € 50 per maand voor oktober, november en december.

1.4.1.4.2 Voorschotbeschikking nadat recht bestaat

Ligt de dagtekening van de voorschotbeschikking ná de eerste maand waarin recht op de toeslag bestaat, dan wordt eerst een groter bedrag uitbetaald voor die eerste maand tot en met de maand van de dagtekening. Het resterende deel van het voorschot wordt weer gewoon per maand uitbetaald in de volgende maanden (artikel 22, vierde lid, van de Awir). Zie het voorbeeld in paragraaf 1.4.1.1.

1.4.1.5 Gedurende het jaar na 31 oktober of na afloop van het jaar

“Een voorschot dat wordt verleend in de loop van of na afloop van het berekeningsjaar waarop het voorschot betrekking heeft en waarvan de beschikking een dagtekening heeft die ligt na 31 oktober van dat jaar, wordt in één bedrag uitbetaald in de maand van dagtekening” (artikel 22, vijfde lid, van de Awir).

Tip!  Voorbeelden
  1. A vraagt in oktober 2022 huurtoeslag aan met ingang van 1 januari 2022. Toeslagen geeft met een dagtekening van 20 november 2022 een voorschotbeschikking af van € 2.000. Toeslagen betaalt dan ook dat bedrag in één keer uit aan A.
  2. B vraagt in februari 2023 zorgtoeslag aan met ingang van 1 januari 2022. Toeslagen geeft met een dagtekening van 20 maart 2023 een voorschotbeschikking af van € 1.000. Toeslagen betaalt dan ook dat bedrag in één keer uit aan B. 

Wordt de voorschotbeschikking echter pas na afloop van het jaar afgegeven omdat de aanvraag na 1 april van het volgende jaar is gedaan, dan geeft Toeslagen geen voorschot meer af, maar meteen (zodra het inkomen is vastgesteld) een definitieve toekenning (zie paragraaf 1.3.1).

Tip!  Voorbeelden
  1. A vraagt op 1 maart 2023 huurtoeslag aan voor heel 2022. Toeslagen geeft met een dagtekening van 20 april 2023 een voorschotbeschikking af van € 3.000. Toeslagen betaalt dat voorschot dan ook in één keer uit aan A.
  2. B vraagt op 1 mei 2023 zorgtoeslag aan voor heel 2022. Toeslagen verleent dan geen voorschot meer. Zodra de inspecteur het inkomen van B over 2022 heeft vastgesteld, geeft Toeslagen een definitieve toekenning af van € 1.000. Toeslagen betaalt de tegemoetkoming dan in één keer uit aan B.

1.4.1.6 Deel van het jaar recht

Wanneer de aanvrager alleen voor een deel van het berekeningsjaar recht heeft op de toeslag, wordt “het voorschot in zoveel termijnen uitbetaald als het aantal kalendermaanden waarin de aanspraak bestaat” en “de uitbetaling van de eerste termijn vindt niet eerder plaats dan in de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanspraak ontstaat” (artikel 22, derde lid, van de Awir).

Tip!  Voorbeeld

A vraagt op 1 maart 2023 kinderopvangtoeslag aan voor de periode van 1 juli tot 1 september 2023. Toeslagen geeft met een dagtekening van 1 april 2023 een voorschotbeschikking af van € 6.000. Vervolgens betaalt Toeslagen in juni € 3.000 uit voor juli en in juli € 3.000 voor augustus. 

Wanneer de dagtekening van de voorschotbeschikking ná de eerste maand ligt van de periode waarin recht op de toeslag bestaat, dan wordt eerst een groter bedrag uitbetaald voor die eerste maand tot en met de maand van de dagtekening. Het resterende deel van het voorschot wordt in het overige deel van de periode weer gewoon per maand uitbetaald (artikel 22, vierde lid, van de Awir).

Tip!  Voorbeeld

B vraagt op 1 juni 2023 zorgtoeslag aan met ingang van 1 juli 2023. Toeslagen geeft met een dagtekening van 20 september 2023 een voorschotbeschikking af van € 300 (€ 50 per maand). De uitbetaling vindt dan als volgt plaats: - B krijgt eerst € 200 (4 x € 50). Dit is voor de eerste maand waarin recht bestaat (juli) tot en met de maand van de dagtekening van de voorschotbeschikking (september). Plus de uitbetaling voor de maand oktober, die ook in september plaatsvindt. - B krijgt daarna in oktober nog € 50 voor november. En in november nog € 50 voor december.

1.4.2 Rente bij te late uitbetaling

Toeslagen moet rente betalen wanneer het voorschot niet tijdig binnen de termijn van artikel 22 van de Awir wordt uitbetaald. Dit is pas het geval wanneer Toeslagen een voorschotbeschikking heeft afgegeven, maar het berekende voorschot vervolgens niet tijdig uitbetaald.

Verschuldigde toeslagen zijn bestuursrechtelijke geldschulden. In artikel 4:85, eerste lid, onderdeel b, van de Awb staat namelijk dat titel 4.4 van de Awb (over bestuursrechtelijke geldschulden) van toepassing is op geldschulden die voortvloeien uit een besluit dat vatbaar is voor bezwaar of beroep. Hiervan is sprake bij een voorschotbeschikking. In artikel 4:97 van de Awb staat vervolgens dat Toeslagen in verzuim is wanneer het voorschot niet binnen de voorgeschreven termijn is uitbetaald. En dit verzuim heeft tot gevolg dat er rente verschuldigd is (artikel 4:98, eerste lid, van de Awb).

De hoogte van de wettelijke rente wordt jaarlijks bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld (artikel 4:98, eerste lid, van de Awb en artikel 6:120, eerste lid, van het BW). Toeslagen is geen rente verschuldigd als het bedrag van die rente minder dan € 10 bedraagt (artikel 4:98, tweede lid, van de Awb).

1.4.3 Herberekening van de uitbetaling na herziening

Wanneer Toeslagen gedurende het berekeningsjaar het voorschot herziet, kunnen zich twee situaties voordoen:

  • het nieuwe bedrag is lager dan wat de aanvrager al als voorschot heeft ontvangen: er ontstaat een terugvordering: paragraaf 1.4.3.1
  • het nieuwe bedrag is hoger dan wat de aanvrager al als voorschot heeft ontvangen: er vindt een herberekening plaats van de resterende uitbetalingen van het voorschot: paragraaf 1.4.3.2

Lees over het herzien van voorschotten meer in paragraaf 1.2 van het hoofdstuk ‘Herziening’.

1.4.3.1 Verlaging voorschot en terugvordering

Wanneer Toeslagen het voorschot verlaagd gedurende het berekeningsjaar én het nieuwe bedrag lager is dan wat de aanvrager al heeft ontvangen, dan ontstaat er een terugvordering. De aanvrager moet dan een deel van het reeds ontvangen voorschot terugbetalen (zie artikel 16, vijfde en zesde lid, van de Awir). Of het gehele voorschot als het bedrag is herzien naar € 0. De aanvrager ontvangt dan ook de rest van het jaar geen voorschot meer.

Tip!  Voorbeeld

Toeslagen heeft A voor heel 2023 een voorschot huurtoeslag verleend van € 1.200. A ontvangt hiervan iedere maand € 100. A geeft in augustus 2023 een hoger geschat inkomen door aan Toeslagen. Toeslagen herziet op basis daarvan op 10 september 2023 het voorschot naar € 600. A heeft op dat moment al € 900 ontvangen (voor januari tot en met september). Toeslagen vordert daarom € 300 van A terug. En A ontvangt de rest van het jaar geen voorschot meer.

1.4.3.2 Herziening voorschot en aangepaste uitbetalingen

Wanneer Toeslagen het voorschot herziet gedurende het berekeningsjaar én het nieuwe bedrag is hoger dan wat de aanvrager al heeft ontvangen, dan volgt de rest van het jaar een aangepaste uitbetaling van het voorschot. Die maandelijkse betalingen kunnen lager zijn dan voorheen wanneer het voorschot in het nadeel van de aanvrager is herzien. Of hoger, wanneer het voorschot in het voordeel is herzien. Het kan ook voorkomen dat er geen betalingen meer volgen, wanneer de aanvrager het nieuwe voorschotbedrag al precies ontvangen heeft. We lichten de drie situaties toe met voorbeelden:

Tip!  Voorbeelden
  1. Toeslagen heeft A voor heel 2023 een voorschot huurtoeslag verleend van € 1.200. A ontvangt hiervan iedere maand € 100. A geeft in maart 2023 een hoger geschat inkomen door aan Toeslagen. Toeslagen herziet op basis daarvan op 10 april 2023 het voorschot naar € 800. A heeft op dat moment al € 400 ontvangen (voor januari tot en met april). Het resterende bedrag van € 400 wordt in de resterende maanden van het jaar uitbetaald. A ontvangt in 2023 dus:

    • Januari tot en met april: € 100 per maand

    • Mei tot en met december: € 50 per maand

    • Totaal = € 800
  2. Weer dezelfde situatie, maar nu geeft A een nog hoger geschat inkomen door. Toeslagen herziet het voorschot nu naar € 400. De uitbetalingen zien er dan als volgt uit:

    • Januari tot en met april: € 100 per maand

    • Mei tot en met december: € 0 per maand

    • Totaal = € 400
  3. Dezelfde situatie, maar dit keer geeft A een lager geschat inkomen door. Toeslagen herziet het voorschot nu naar € 2.000. De uitbetalingen zien er dan als volgt uit:

    • Januari tot en met april: € 100 per maand

    • Mei tot en met december: € 200 per maand

    • Totaal = € 2.000

1.4.4 Opschorting van de uitbetaling

Toeslagen kan de uitbetaling van een voorschot geheel of gedeeltelijk opschorten als (artikel 23, eerste lid, van de Awir):

  1. redelijkerwijs kan worden vermoed dat het voorschot ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend: paragraaf 1.4.4.1
  2. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van de aanvrager of dit gegeven ontbreekt: paragraaf 1.4.4.2
  3. de aanvrager als uitreiziger is aangemerkt: paragraaf 1.4.4.3

Het gaat hier om een bevoegdheid, geen verplichting. Toeslagen mag in deze situaties dus wel uitbetalen, maar mag er ook voor kiezen om de betalingen op te schorten.

Bij de eerste situatie moet Toeslagen de aanvrager schriftelijk op de hoogte brengen van de opschorting (artikel 23, tweede lid, van de Awir). Voor de andere twee situaties bestaat die verplichting niet. Dit zou volgens de wetgever, in ieder geval in situaties waarbij het adres ontbreekt, “de uitvoering onnodig bemoeilijken” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina 6). De schriftelijke mededeling van de opschorting is een beschikking, zodat tegen de opschorting bezwaar en beroep mogelijk zijn.

Opschorting van de uitbetaling betekent dat het uitbetalen tijdelijk wordt uitgesteld. Het voorschot wordt dan ook niet herzien, maar alleen tijdelijk niet uitbetaald. Het voorschot (of tegen die tijd de tegemoetkoming) wordt weer uitbetaald zodra de desbetreffende situatie zich niet meer voordoet. Is tegen de tijd van de definitieve toekenning nog steeds sprake van situatie b of c, dan mag Toeslagen ook afzien van uitbetaling van de tegemoetkoming (artikel 24a van de Awir). Lees daarover meer in paragraaf 1.4.4 van het hoofdstuk ‘Definitieve toekenning’.

We lichten de drie genoemde situaties in de volgende paragrafen toe.

1.4.4.1 Vermoeden dat voorschot onjuist is

Vermoed Toeslagen dat het voorschot onterecht of tot een te hoog bedrag wordt verleend, dan mag de uitbetaling ervan opgeschort worden (artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van de Awir). De hoogte van het voorschot moet namelijk zoveel mogelijk gelijk zijn aan de tegemoetkoming (zie paragraaf 1.2 en paragraaf 1.2.1 van het hoofdstuk ‘Herziening’). Bestaat redelijkerwijs het vermoeden dat dit niet het geval is, dan is opschorting dus mogelijk.

Herziening van het voorschot is in deze situatie ook een optie. Dit is echter niet altijd direct mogelijk, bijvoorbeeld omdat nog niet duidelijk is wat dan wel het juiste bedrag is. Opschorting van de uitbetaling kan dan, totdat is onderzocht naar welk bedrag het voorschot herzien moet worden.

1.4.4.2 Twijfelachtig of ontbrekend adres

Bij twijfel over, of ontbreken van, het adres van de aanvrager mag Toeslagen de uitbetaling van het voorschot opschorten (artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van de Awir). Wanneer hiervan al sprake is ten tijde van de aanvraag, kan Toeslagen ervoor kiezen om geen voorschot te verlenen. Lees daarover in paragraaf 1.3.2.1. Zoals in die paragraaf te lezen heeft het afzien van voorschotverlening twee redenen: voorkomen dat geld ten onrechte wordt uitbetaald en niet meer terug te halen is én een correcte inschrijving in de BRP stimuleren. Hetzelfde geldt voor opschorting van de uitbetaling. Volgens de wetgever melden sommige personen zich na het stoppen van de uitbetaling niet meer: “In deze groep zitten onder andere gevallen van onbedoeld gebruik, oneigenlijk gebruik of misbruik. Andere personen melden zich na het stoppen van de betaling bij de Belastingdienst en zuiveren hun adresgegevens aan, waarna de betalingen worden hervat. Als gevolg hiervan verbetert de adresadministratie van de Belastingdienst. Deze verbetering werkt door naar de […] basisregistratie personen. De Belastingdienst meldt zowel de ontstane twijfel als het nieuwe adres immers terug aan deze basisregistratie” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina 5). Meer over het terugmelden aan de BRP in paragraaf 1.2.5 van het hoofdstuk ‘BRP’.

1.4.4.3 Aanvrager is uitreiziger

Toeslagen mag de uitbetaling van het voorschot opschorten wanneer de aanvrager is aangemerkt als uitreiziger (artikel 23, eerste lid, onderdeel c, van de Awir). Wanneer hiervan al sprake is ten tijde van de aanvraag, kan Toeslagen ervoor kiezen om geen voorschot te verlenen (zie paragraaf 1.3.2.3). Lees over het begrip ‘uitreiziger’ in het hoofdstuk ‘Uitreiziger’). Het moet hierbij gaan om de aanvrager, niet de partner of een medebewoner.

1.4.5 Opschorting nabetaling voorschot bij hoger beroep

Wanneer een rechtbank beslist dat een aanvrager recht heeft op een (hoger bedrag aan) voorschot, dan hoeft Toeslagen dit nog niet direct uit te betalen. De werking van de uitspraak van de rechtbank wordt namelijk opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken. Of, als hoger beroep is ingesteld, totdat op het hoger beroep is beslist (artikel 37a van de Awir). Dit betekent dat Toeslagen de eerste zes weken na de uitspraak nog niet het (aanvullende) voorschot hoeft uit te betalen. En wanneer Toeslagen binnen die termijn hoger beroep instelt tegen de uitspraak, hoeft er ook nog niet uitbetaald te worden totdat de Afdeling beslist. Dit zorgt ervoor dat Toeslagen niet eerst een bedrag uitbetaald en dat daarna weer moet terugvorderen als de Afdeling Toeslagen gelijk geeft.

1.4.6 Geen uitbetaling door verrekening

Bij verrekening kan het gebeuren dat er geen uitbetaling plaatsvindt terwijl wel een voorschot is verleend. Dit voorschot wordt dan verrekend met een openstaande terugvordering. Hoewel de aanvrager het voorschotbedrag dan niet letterlijk ontvangt op zijn rekening, krijgt hij het in zekere zin wel, aangezien hij zijn terugvordering niet meer (geheel) hoeft terug te betalen door de verrekening.

Toeslagen is op grond van artikel 30, eerste lid, van de Awir bevoegd om een openstaande terugvordering te verrekenen met een voorschot. De terugvordering en het voorschot hoeven daarbij niet voor dezelfde toeslag of hetzelfde berekeningsjaar te zijn. Er mag wel pas verrekend worden na zes weken na de dagtekening van de terugvorderingsbeschikking (artikel 30, derde lid en artikel 28, eerste lid, van de Awir). Lees meer over verrekening en de regels die daarvoor gelden in paragraaf 1.6 van het hoofdstuk ‘Invordering’.

1.4.7 Wijze van uitbetalen

Het voorschot wordt per bank uitbetaald op een bankrekening op naam van de aanvrager. En de aanvrager mag maar één bankrekening aanwijzen (“bestemmen”) voor de uitbetaling van voorschotten, tegemoetkomingen én de uitbetaling van inkomstenbelasting (artikel 25, eerste lid, van de Awir). In bepaalde situaties is het wel mogelijk dat het voorschot op de rekening van iemand anders dan de aanvrager wordt uitbetaald.

We bespreken hierna:

1.4.7.1 Rekening op naam van de aanvrager

Het voorschot moet worden uitbetaald op een bankrekening die op naam staat van de aanvrager (artikel 25, eerste lid, van de Awir). Dit mag ook een bankrekening zijn die daarnaast ook op naam van een ander staat (een en/of-rekening). Er gelden enkele uitzonderingen op deze regel. Dan mag het voorschot wél uitbetaald worden op een rekening die op naam van iemand anders staat. We bespreken die uitzonderingen verderop in paragraaf 1.4.7.3.

Voorheen (vóór 1 december 2013) bestond deze regel niet. De bankrekening hoefde niet op naam van de aanvrager te staan. Hierdoor waren betalingen aan anderen (bijvoorbeeld de zorgverzekeraar, kinderopvanginstelling of een partner) makkelijk. Die werkwijze bleek gevoelig voor fraude en vergissingen. De wetgever voerde daarom twee nieuwe regels in (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 004, nr. 3, pagina 19):

  • de bankrekening moet op naam van de rechthebbende van de betaling staan
  • en er mag alleen één bankrekening gebruikt worden voor toeslagen en de inkomstenbelasting (over deze regel verderop meer in paragraaf 1.4.7.2). 

De maatregel dat de bankrekening op naam van de aanvrager zelf moet staan verkleint het risico dat toeslagen worden uitbetaald aan personen die er zelf geen recht op hebben. “Bijkomend gevolg is dat de mogelijkheid vervalt om de kinderopvangtoeslag rechtstreeks te laten uitbetalen aan de kinderopvanginstelling, de zorgtoeslag aan de zorgverzekeraar of de huurtoeslag aan de verhuurder”, erkende de wetgever (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 004, nr. 3, pagina 19). Voor de kinderopvangtoeslag is hier toch een uitzondering op gemaakt (waarover meer in paragraaf 1.4.7.3.1). Voor de huurtoeslag en zorgtoeslag uiteindelijk overigens ook, maar hiervan wordt geen gebruik gemaakt door verhuurders en zorgverzekeraars (zie paragrafen 1.4.7.3.2 en 1.4.7.3.3).

Betalen aan Toeslagen (en de Belastingdienst) blijft overigens wel mogelijk vanaf elk gewenst rekeningnummer, dat al dan niet op naam van de aanvrager staat (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 004, nr. 3, pagina 19).

1.4.7.1.1 Verificatie van de bankrekening

Toeslagen mag het voorschot alleen uitbetalen op een bankrekening op naam van de aanvrager (zoals besproken in de vorige paragraaf). Toeslagen moet daarom kunnen controleren of een door de aanvrager opgegeven bankrekening ook daadwerkelijk op zijn naam staat. Om deze controle te vergemakkelijken is een informatieverplichting aan banken opgelegd. Banken moeten aan Toeslagen de volgende gegevens over bankrekeningen geven: “het bankrekeningnummer en de naam, het adres, de woonplaats en de geboortedatum van de houder van de bankrekening” (artikel 1a UB Awir).

Soms is verificatie juist bij de aanvrager nodig. Onderstaande zaak is daarvan een voorbeeld. Er was een wijziging doorgekomen om het voorschot kinderopvangtoeslag uit te betalen op een bankrekening van een failliete kinderopvangorganisatie. Toeslagen betaalde op eigen initiatief, zonder verificatie bij de aanvrager, uit aan de eerder bekende (en niet failliete) kinderopvangorganisatie. Volgens de Afdeling kon Toeslagen daarom vervolgens het bedrag niet bij de aanvrager terugvorderen:

Ter informatie!  Voorbeeld uit jurisprudentie

Toeslagen betaalde een voorschot kinderopvangtoeslag van € 22.116 uit op de bankrekening van een kinderopvangorganisatie. Op een andere bankrekening dan die via een digitale wijziging was doorgegeven. De aanvrager gaf aan dat die wijziging niet door haar was ingediend. Aangezien digitale wijzigingen met een DigiD doorgegeven moeten worden, mocht Toeslagen van de Afdeling in principe vertrouwen op de juistheid van de wijziging. Toeslagen moest echter wél bij de aanvrager verifiëren op welke bankrekening het voorschot uitbetaald moest worden. Er moet namelijk uitbetaald worden op een rekening op naam van de aanvrager, tenzij de aanvrager een andere rekening heeft aangewezen. Toeslagen betaalde op eigen initiatief uit op een bankrekening die niet op naam van de aanvrager stond. De vermelde organisatie (via de digitale wijziging waar Toeslagen op mocht vertrouwen van de Afdeling) stond namelijk niet meer geregistreerd. Toeslagen betaalde daarom uit op de bankrekening van de eerder bekende kinderopvangorganisatie. Dit mocht niet zonder verificatie bij de aanvrager (ECLI:NL:RVS:2014:3951, rechtsoverweging 4, 4.1 en 4.2).

1.4.7.2 Eénzelfde bankrekeningnummer

Niet alleen moet de bankrekening op naam van de aanvrager staan, maar de aanvrager mag ook alleen éénzelfde bankrekening gebruiken voor de uitbetaling van toeslagen en teruggaven van de inkomstenbelasting (artikel 25, eerste lid, van de Awir). Dit betekent dat de volgende uitbetalingen op hetzelfde bankrekeningnummer moeten:

  • teruggaven inkomstenbelasting
  • premie voor de volksverzekeringen
  • inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw)
  • toeslagen 

Voor teruggaven omzetbelasting kan wel een andere bankrekening worden aangewezen. Die bankrekening moet nog altijd wel op naam van de belastingschuldige zelf staan. De wetgever koos specifiek voor de genoemde betalingen, omdat “in de praktijk blijkt dat zich daar het makkelijkst systeemfraude kan voordoen” (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 004, nr. 3, pagina 19).

1.4.7.2.1 Wijzigen van het rekeningnummer

Wat als de aanvrager zijn bankrekeningnummer wil wijzigen en de voorschotten voortaan op een andere bankrekening wil ontvangen? Dat kan (via MijnToeslagen). Het nieuwe rekeningnummer moet dan ook weer op zijn eigen naam staan. Het nieuwe rekeningnummer dat de aanvrager doorgeeft voor de toeslagen is dan automatisch ook het rekeningnummer voor de inkomstenbelasting en voor de bijdrage Zvw. Dit komt door de regel dat dit allemaal op dezelfde bankrekening uitbetaald wordt (zie de vorige paragraaf).

1.4.7.3 Uitzonderingen: betaling op andere bankrekening

Voor enkele betalingen geldt een uitzondering op de regel dat de bankrekening op naam van de aanvrager moet staan. Er mag dan wél uitbetaald worden op een andere bankrekening. Dit mag alleen in specifieke gevallen. We lichten dat in deze paragraaf toe.

In artikel 25, eerste lid, van de Awir staat dat uitbetaald moet worden op een bankrekening op naam van de aanvrager. In het derde lid van dat artikel staat dat hiervan afgeweken kan worden in “bij of krachtens ministeriële regeling aan te wijzen gevallen”. Die ministeriële regeling is de UR Awir. In artikel 6 daarvan staan de regels over het betalen op een andere bankrekening. We bespreken hierna de gevallen waarin dat mogelijk is:

  • kinderopvangtoeslag op rekening van een kinderopvangorganisatie: paragraaf 1.4.7.3.1
  • huurtoeslag op rekening van de verhuurder: paragraaf 1.4.7.3.2
  • zorgtoeslag op rekening van de zorgverzekeraar: paragraaf 1.4.7.3.3
  • toeslagen op rekening van een schuldhulpverlener, curator of bewindvoerder: paragraaf 1.4.7.3.4
  • toeslagen op rekening van een handelingsbewame derde wanneer de aanvrager geen bankrekening op eigen naam heeft en ook niet in staat is deze af te sluiten: paragraaf 1.4.7.3.5 

In alle gevallen wordt het BSN van de aanvrager gebruikt in de communicatie (“het gegevensverkeer") over de uitbetalingen tussen Toeslagen en de rekeninghouder (artikel 6, vierde lid, van de UR Awir). En in alle gevallen moet Toeslagen stoppen met het uitbetalen aan deze derden als (artikel 79.16 van de Leidraad Invordering):

  • de derde failliet is verklaard of hem surseance van betaling is verleend
  • het faillissement van de derde is aangevraagd of door de derde aangifte tot faillietverklaring is gedaan.
1.4.7.3.1 Kinderopvangorganisatie

Toeslagen mag aangewezen uitbetalingen van de kinderopvangtoeslag overmaken op de bankrekening van een onderneming die één of meerdere kindercentra of gastouderbureaus exploiteert zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wko als die onderneming voor dit doel een convenant heeft afgesloten met Toeslagen (artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de UR Awir).

De aanvrager blijft zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van relevante wijzigingen aan Toeslagen. Lees over het doorgeven van wijzigingen in paragraaf 1.2.3.1 van het hoofdstuk ‘Herziening’. De aanvrager blijft ook zelf verantwoordelijk voor het terugbetalen van een eventuele terugvordering (artikel 26, eerste lid, van de Awir). De kinderopvangorganisatie is echter ook hoofdelijk aansprakelijk (artikel 33, derde lid, van de Awir). Lees in paragraaf 1.5.3 van het hoofdstuk ‘Terugvordering’ wanneer Toeslagen kan overgaan tot aansprakelijkstelling van de kinderopvangorganisatie.

De wetgever creëerde de mogelijkheid van uitbetalen aan kinderopvangorganisaties nadat door meerdere Kamerleden, na het voorstel van één rekeningnummer op naam van de aanvrager, aandacht werd “gevraagd voor het wegvallen van de mogelijkheid om de toeslag over te laten maken aan de instantie die de dienst verleent waarop de toeslag ziet.” Eén van de Kamerleden “heeft in dit verband gewezen op de toename van de wanbetalersproblematiek in de kinderopvangsector en aangegeven dat hij vreest dat de nieuwe maatregel tot incassoproblemen zal leiden” (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 004, nr. 15, pagina 3). De wetgever maakte het daarom toch mogelijk om kinderopvangtoeslag uit te betalen aan kinderopvangorganisaties. Er moet dan wel een convenant zijn afgesloten tussen de kinderopvangorganisatie en Toeslagen zodat er sprake is van “een vorm van certificering op basis waarvan [Toeslagen] eenvoudig kan controleren of de instelling betrouwbaar is” (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 004, nr. 15, pagina 3).

1.4.7.3.2 Verhuurder

Toeslagen mag aangewezen uitbetalingen van de huurtoeslag overmaken op de bankrekening van een toegelaten instelling zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet als die instelling voor dit doel een convenant heeft afgesloten met Toeslagen (artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de UR Awir). Het gaat hier, kortgezegd, om sociale woningbouw en niet particuliere verhuurders.

De aanvrager blijft zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van relevante wijzigingen aan Toeslagen (lees over het doorgeven van wijzigingen in paragraaf 1.2.3.1 van het hoofdstuk ‘Herziening’). De aanvrager en verhuurder zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor het terugbetalen van een eventuele terugvordering (artikel 26, eerste lid, van de Awir en artikel 33, derde lid, van de Awir).

Momenteel zijn er geen verhuurders die een convenant met Toeslagen hebben afgesloten. Er vinden daarom, sinds de invoering van de regel van één bankrekening op naam van de aanvrager in december 2013, geen uitbetalingen van huurtoeslag aan verhuurders plaats. Daarvoor wel. Dit werd toen ook wel ‘geclusterd betalen’ genoemd. We lichten toe hoe dit in zijn werk ging.

Geclusterd betalen (tot december 2013)

Met geclusterd betalen was het voor de aanvrager van een huurtoeslag mogelijk om de huurtoeslag via zijn verhuurder te ontvangen. De verhuurder bracht vervolgens de huurtoeslag in mindering op de verschuldigde maandelijkse huurprijs, waardoor de aanvrager een lagere huurprijs aan de verhuurder betaalde. Ongeveer 50% van de huishoudens ontving de huurtoeslag via geclusterd betalen. Verhuurders die mee wilden doen aan geclusterd betalen moesten zich schriftelijk aanmelden bij Toeslagen. Verhuurders moesten bij het verzoek om deelname aan geclusterd betalen onder andere vermelden welke huurders mee gingen doen. De huurder kon vervolgens in zijn aanvraag voor huurtoeslag (of via een wijziging) aangeven dat hij wilde meedoen aan geclusterd betalen en dus dat de huurtoeslag op het rekeningnummer van de verhuurder kon worden overgemaakt. Toeslagen verstrekte daarna iedere maand aan de deelnemende verhuurders betaaloverzichten. Hierop stonden de gegevens van alle huurders die huurtoeslag hadden aangevraagd en de bedragen die per maand waren uitbetaald. Verhuurders moesten het direct melden als er sprake was van bepaalde wijzigingen zoals de adresgegevens of een overdracht van woningen aan een andere verhuurder. Of als een aanvrager niet meer tot het huurdersbestand hoorde. Toeslagen stopte dan de geclusterde betaling voor die aanvrager. Toeslagen beëindigde de geclusterde betaling in zijn geheel met verhuurders die herhaaldelijk relevante gegevens niet doorgaven, waardoor uitbetalingen onterecht (te lang) doorliepen.

De aanvrager van de huurtoeslag was wel altijd zelf verantwoordelijk voor de gegevens waarop de huurtoeslag werd berekend en voor het doorgegeven van wijzigingen die hierop van invloed zijn aan Toeslagen. En als er een terugvordering ontstond, dan verhaalde Toeslagen deze op de aanvrager.

1.4.7.3.3 Zorgverzekeraar

Toeslagen mag aangewezen uitbetalingen van de zorgtoeslag overmaken op de bankrekening van een zorgverzekeraar als die verzekeraar voor dit doel een convenant heeft afgesloten met Toeslagen (artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de UR Awir).

De aanvrager blijft zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van relevante wijzigingen aan Toeslagen (lees over het doorgeven van wijzigingen in paragraaf 1.2.3.1 van het hoofdstuk ‘Herziening’). De aanvrager en zorgverzekeraar zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor het terugbetalen van een eventuele terugvordering (artikel 26, eerste lid, van de Awir en artikel 33, derde lid, van de Awir).

Momenteel zijn er geen zorgverzekeraars die een convenant met Toeslagen hebben afgesloten. Er vinden daarom, sinds de invoering van de regel van één bankrekening op naam van de aanvrager in december 2013, geen uitbetalingen van zorgtoeslag aan zorgverzekeraars plaats.

1.4.7.3.4 Schuldhulpverlener, curator en bewindvoerder

Toeslagen mag bij schuldhulpverlening aangewezen uitbetalingen van iedere toeslag overmaken op een bankrekening die niet op naam van de aanvrager staat. Het gaat dan specifiek om de bankrekening van (artikel 6, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de UR Awir):

  • a. een lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet voor zover de uitbetaling plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een schuldregelingsovereenkomst of een overeenkomst tot budgetbeheer;
  • b. een gemeente op grond van een schuldregelingsovereenkomst, een overeenkomst tot budgetbeheer of overeenkomsten met dezelfde strekking;
  • c. een derde voor zover de uitbetaling plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een schuldregelingsovereenkomst, een overeenkomst tot budgetbeheer of overeenkomsten met dezelfde strekking. 

Het lid (a), de gemeente (b) of de derde (c) moet dan aanwijzen “op welke bankrekening wordt uitbetaald, ten behoeve van welke belanghebbende en voor welke uitbetaling” (artikel 6, vijfde lid, van de UR Awir). Er moet ook melding worden gemaakt van de beëindiging van de desbetreffende overeenkomst met de aanvrager.

Hiernaast mag Toeslagen ook aangewezen uitbetalingen van iedere toeslag overmaken op de bankrekening van (artikel 6, tweede lid, onderdelen d en e, van de UR Awir):

  • d. een curator in een faillissement;
  • e. een bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. 

De aanvrager blijft in alle gevallen zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van relevante wijzigingen aan Toeslagen. Lees over het doorgeven van wijzigingen in paragraaf 1.2.3.1 van het hoofdstuk ‘Herziening’.

De aanvrager blijft ook zelf verantwoordelijk voor het terugbetalen van een eventuele terugvordering (artikel 26, eerste lid, van de Awir). De schuldhulpverlener, curator of bewindvoerder is echter ook hoofdelijk aansprakelijk (artikel 33, derde lid, van de Awir). Lees in paragraaf 1.5.6 van het hoofdstuk ‘Terugvordering’ wanneer Toeslagen kan overgaan tot aansprakelijkstelling van de schuldhulpverlener, curator of bewindvoerder.

“Gezien het maatschappelijke belang van schuldhulpverlening werkt de maatregel van het ene bankrekeningnummer op dit punt te rigide uit”, vond de wetgever. “Een uitzondering voor de schuldhulpverlening zal op een vergelijkbare wijze worden vormgegeven als het geval is bij de kinderopvanginstellingen. Ook bij de schuldhulpverlening zullen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaraan de schuldhulpverlening moet voldoen teneinde misbruik te voorkomen van de mogelijkheid om uitbetalingen op een ander rekeningnummer dan dat van belanghebbende te doen” (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 754, nr. 3, pagina 16).

1.4.7.3.5 Handelingsbekwame derde

Toeslagen mag aangewezen uitbetalingen van iedere toeslag overmaken op de bankrekening een meerderjarige en handelingsbekwame derde als

  • een aanvrager niet beschikt over een bankrekening die op zijn eigen naam staat,
  • naar het oordeel van Toeslagen niet in staat is een bankrekening op zijn naam te openen door zijn lichamelijke of geestelijke toestand,
  • en de aanvrager hierom verzoekt (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de UR Awir).

De aanvrager blijft in principe zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van relevante wijzigingen aan Toeslagen (lees over het doorgeven van wijzigingen in paragraaf 1.2.3.1 van het hoofdstuk ‘Herziening’). Als hij handelingsonbekwaam is, dan zal er meestal een vertegenwoordiger zijn die dit voor de aanvrager regelt. Lees over handelingsonbekwame aanvragers in paragraaf 1.5 van het hoofdstuk ‘Aanvrager’ en over handelingsonbekwame belanghebbenden in paragraaf 1.4.3 van het hoofdstuk ‘Awb’.

De aanvrager blijft ook zelf verantwoordelijk voor het terugbetalen van een eventuele terugvordering (artikel 26, eerste lid, van de Awir). De derde is echter ook hoofdelijk aansprakelijk (artikel 33, derde lid, van de Awir). Lees in paragraaf 1.5.7 van het hoofdstuk ‘Herziening’ wanneer Toeslagen kan overgaan tot aansprakelijkstelling van de derde.

1.4.7.4 Geen bankrekening opgegeven

Wanneer de aanvrager geen bankrekening heeft aangewezen (“bestemd”) voor de uitbetaling van het voorschot, dan betaalt Toeslagen uit op een bankrekening die op naam staat van de aanvrager (artikel 25, tweede lid, van de Awir en artikel 7a, tweede lid, van de Invorderingswet 1990).

1.5 Definitieve toekenning

Na afloop van het jaar wordt de tegemoetkoming (definitieve toekenning) vastgesteld. Die wordt vervolgens uitbetaald. Wanneer voorschotten zijn verleend, worden deze verrekend met de tegemoetkoming (artikel 24, tweede lid, van de Awir). Blijft er dan nog een bedrag over, dan betaalt Toeslagen dit uit. De verrekening kan echter ook leiden tot een terugvordering (artikel 24, derde lid, van de Awir), wanneer de tegemoetkoming lager is dan het uitbetaalde voorschot. Want hoewel het voorschotbedrag, zoals ook besproken in paragraaf 1.2, zo dicht mogelijk moet liggen bij het vermoedelijke bedrag van de tegemoetkoming (artikel 16, eerste lid, van de Awir), lukt dit niet altijd.

Lees meer over het vaststellen van de tegemoetkoming en de uitbetaling daarvan in het hoofdstuk ‘Definitieve toekenning’.