Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

14 Aanvraag

1.1 Inleiding

De aanvraag is essentieel voor het krijgen van een toeslag: zonder aanvraag geen toeslag. De aanvraag is dus een belangrijk begrip voor Toeslagen. In dit hoofdstuk bespreken we daarom wat een aanvraag is en welke regels hierbij komen kijken. Veel van die regels staan in de Awb, daarom verwijzen we in dit hoofdstuk regelmatig naar het hoofdstuk ‘Awb’.

In dit hoofdstuk

We bespreken eerst wat een aanvraag is en hoe iemand een toeslag kan/moet aanvragen (paragraaf 1.2). Daarna komt de aanvraagtermijn aan bod: binnen welke termijn moet de toeslag worden aangevraagd (paragraaf 1.3) en wanneer is de aanvraag tijdig ontvangen (paragraaf 1.4)? Vervolgens gaan we in op de beslissing op de aanvraag (paragraaf 1.5). Daarna gaan we in op de ingangsdatum van de toeslag (paragraaf 1.6). En tot slot bespreken we de duur van de aanvraag, waarbij ook beëindiging ervan aan bod komt (paragraaf 1.7).

Afkortingen en begrippen

In het hoofdstuk ‘Afkortingen en begrippen’ staat een afkortingen- en begrippenlijst. Hierin staan alle in het Handboek gebruikte afkortingen. Ook worden veel begrippen toegelicht. Kijk daar dus als een afkorting of begrip onbekend of onduidelijk is.

1.2 De aanvraag

Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag voor een toeslag is dus een verzoek aan Toeslagen om een besluit te nemen over het recht van de aanvrager op die toeslag. Toeslagen worden alleen op verzoek toegekend (artikel 14, eerste lid, van de Awir). Zonder een eerste aanvraag neemt Toeslagen geen besluit over iemands recht op de toeslag.

Let op!  Let op

Het kindgebonden budget kent een uitzondering waarin iemand van rechtswege geacht wordt een aanvraag ingediend te hebben. Dit lichten we hieronder toe.

Is eenmaal een aanvraag gedaan, dan geldt deze ook voor toekomstige jaren. Lees hierover in paragraaf 1.7. Dit doorlopen geldt totdat de aanvraag wordt beëindigd, waarover meer in paragrafen 1.7.1 en 1.7.2.

In artikel 14, eerste lid, van de Awir staat dat een tegemoetkoming op aanvraag wordt toegekend door Toeslagen. Tegemoetkoming wil zeggen een definitieve toekenning. Deze toekenning kan echter pas na afloop van het berekeningsjaar (het jaar waarop de toeslag betrekking heeft) berekend worden. Dan zijn namelijk pas alle gegevens bekend (zoals het jaarinkomen). De aanvrager maakt wel gedurende het berekeningsjaar al kosten. Zo moet hij maandelijks de huur betalen en een zorgverzekering. Toeslagen verleent daarom eerst een voorschot op de tegemoetkoming. Lees daarover in het hoofdstuk ‘Voorschotverlening‘.

We bespreken verder:

1.2.1 Aanvraag voor kindgebonden budget

Zoals in de vorige paragraaf toegelicht neemt Toeslagen geen besluit over iemands recht op een toeslag zonder aanvraag. Dit geldt ook voor het kindgebonden budget. Voor die toeslag is het alleen niet altijd nodig dat de aanvrager die aanvraag ook echt zelf indient, hij wordt dan namelijk geacht de aanvraag te hebben gedaan.

“Bij wet kan worden bepaald dat een belanghebbende geacht wordt een aanvraag te hebben gedaan” (artikel 14, zesde lid, van de Awir). Voor het kindgebonden budget is dit bepaald in artikel 5, tweede lid, van de Wkb. Daarin staat dat de aanvrager die

  • over het berekeningsjaar aanspraak heeft op kindgebonden budget, en
  • over het berekeningsjaar reeds in aanmerking komt voor een andere toeslag
  • wordt geacht een aanvraag als bedoeld in artikel 15 van de Awir voor het kindgebonden budget te hebben gedaan.
Tip!  Voorbeeld

A ontvangt sinds 2021 zorgtoeslag. In 2023 krijgt A recht op kinderbijslag en heeft daardoor ook recht op kindgebonden budget. A ontvangt dan automatisch kindgebonden budget en hoeft dit niet zelf aan te vragen. Hij wordt namelijk geacht die aanvraag te hebben gedaan doordat hij in 2023 recht heeft op kindgebonden budget én ook al zorgtoeslag ontvangt.

Van belang is dat het hierbij om ‘het berekeningsjaar’ gaat. De aanvrager moet volgens artikel 5, tweede lid, van de Wkb in het desbetreffende jaar recht hebben op kindgebonden budget en in hetzelfde jaar een andere toeslag ontvangen. Hier hoeft binnen dat jaar geen overlap in te bestaan. We lichten dit toe met enkele voorbeelden:

Tip!  Voorbeelden
  1. A ontvangt per 1 april 2023 zorgtoeslag. Later wordt bekend dat A per 1 januari 2023 recht heeft op kinderbijslag. A heeft dan ook per 1 januari 2023 recht op kindgebonden budget en ontvangt dit automatisch per die datum. Niet pas per 1 april 2023.
  2. A heeft per 1 januari 2023 recht op kinderbijslag, maar vraagt dan geen kindgebonden budget aan. A vraagt per 1 april 2023 wel zorgtoeslag aan en krijgt dat ook per die datum. A heeft dan per 1 januari 2023 automatisch recht op kindgebonden budget. Niet pas per 1 april 2023.
  3. A ontvangt van 1 januari 2023 tot 1 april 2023 zorgtoeslag. A heeft per 1 juni 2023 recht op kinderbijslag. A heeft dan ook per 1 juni 2023 recht op kindgebonden budget en hoeft hiervoor niet zelf een aanvraag in te dienen.

Het achterliggende idee is dat het recht op kinderbijslag doorslaggevend is voor het recht op kindgebonden budget. Zodra een belanghebbende een andere toeslag ontvangt voor dat berekeningsjaar, zijn waarschijnlijk alle benodigde gegevens al bekend (zoals het geschatte inkomen). Hierdoor kan Toeslagen ook het kindgebonden budget berekenen wanneer de SVB doorgeeft dat recht op kinderbijslag bestaat. Lees meer over het recht op kindgebonden budget in het hoofdstuk ‘Kindgebonden budget’.

1.2.2 Aanvraag indienen

Aanvragen voor toeslagen kunnen zowel schriftelijk als elektronisch ingediend worden. Schriftelijk is de hoofdregel (artikel 4:1 van de Awb), maar elektronisch kan ook als het bestuursorgaan die weg heeft opengesteld (artikel 2:15, eerste lid, van de Awb). Toeslagen heeft dit gedaan met het burgerportaal (MijnToeslagen) en bepaalde specifieke kanalen voor intermediairs en dienstverleners. Lees hierover ook in paragraaf 1.5.2.3 van het hoofdstuk ‘Awb’.

Aanvragers kunnen ook telefonisch contact opnemen met de BelastingTelefoon. Zij krijgen dan een aanvraagformulier thuisgestuurd, kunnen deze invullen en per post terugsturen om de aanvraag te doen. De aanvraagdatum is dan het contactmoment met de BelastingTelefoon, niet de ontvangstdatum van het teruggestuurde formulier (zie paragraaf 1.3.4.1).

De aanvraag moet minimaal bepaalde gegevens bevatten en moet, indien nodig, aangevuld worden met verdere benodigde gegevens en eventueel stukken. In artikel 15, tweede lid, van de Awir staat namelijk de aanvrager “is gehouden de voor de beslissing op de aanvraag benodigde informatie duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te verstrekken.” Lees over deze elementen van de aanvraag in paragrafen 1.3.2.2 en 1.3.2.3 van het hoofdstuk ‘Awb’. Is de aanvraag niet compleet, dan moet Toeslagen de aanvrager in de gelegenheid stellen om deze aan te vullen (artikel 4:5, eerste lid, van de Awb).

Toeslagen heeft een aanvraagformulier gemaakt, zowel op papier als voor de elektronische aanvraag. Dit formulier dient als middel om ervoor te zorgen dat direct alle benodigde gegevens worden verstrekt bij de aanvraag. De aanvrager is echter niet verplicht om dit formulier te gebruiken. Lees hierover in paragraaf 1.3.2.4 van het hoofdstuk ‘Awb’. Toeslagen kan dit aanvraagformulier eventueel ook op eigen initiatief sturen aan “degene die vermoedelijk voor een tegemoetkoming in aanmerking komt” (artikel 15, zevende lid, van de Awir).

1.2.2.1 Wie mag een aanvraag indienen?

In beginsel kunnen alleen meerderjarigen een aanvraag indienen. Het aanvragen van een toeslag is namelijk een rechtshandeling en die mogen niet door minderjarigen verricht worden. Zij zijn namelijk handelingsonbekwaam (lees hierover meer in paragraaf 1.4.3 van het hoofdstuk ‘Awb’). Maar de Awir maakt op deze hoofdregel een uitzondering: minderjarigen mogen een toeslag aanvragen (artikel 10 van de Awir).

Hoewel het indienen van een aanvraag door minderjarigen mag, wordt niet iedere toeslag ook aan hen toegekend. Zo geldt voor de huurtoeslag dat deze alleen aan meerderjarigen toegekend wordt, tenzij een minderjarige een kind heeft of wees is (artikel 8 van de Wht en artikel 10, tweede lid, van de Awir). En zorgtoeslag wordt niet aan minderjarigen toegekend omdat die toeslag is bedoeld voor de kosten van een zorgverzekering (zorgpremie) en minderjarigen betalen geen zorgpremie (artikel 16, tweede lid, van de Zvw).

Lees meer over minderjarige aanvragers in paragraaf 1.4 van het hoofdstuk ‘Aanvrager’. En lees specifiek over het aanvragen van kinderopvangtoeslag door minderjarige aanvragers in paragraaf 1.3.1.2 van het hoofdstuk ‘Kinderopvangtoeslag’.

1.2.3 Ondertekening door partner en medebewoners

Wanneer een aanvrager een toeslagpartner heeft, dan moet de aanvraag mede ondertekend worden door die partner (artikel 15, derde lid, van de Awir). Hetzelfde geldt voor medebewoners (artikel 15, vierde lid, van de Awir). Aangezien medebewoners alleen meetellen bij de huurtoeslag, hoeven zij alleen de aanvraag voor die toeslag te ondertekenen. Lees in paragraaf 1.3 van het hoofdstuk ‘Medebewoner’ waarom medebewoners alleen bij de huurtoeslag meetellen.

Let op!  Let op

De wet vereist alleen voor de aanvraag medeondertekening door de partner en medebewoners. Er is geen wettelijke bepaling over het ondertekenen van een reeds lopende aanvraag wanneer pas later sprake is van een partner of medebewoner. Ook wijzigingen hoeven niet medeondertekend te worden.

Bij een elektronische aanvraag, moeten de partner en medebewoner ondertekenen met een eigen DigiD. Hiervoor hebben ze een BSN nodig. Lees over partners zonder BSN in de volgende paragraaf.

Over de ondertekening door een partner en/of medebewoner zei de wetgever het volgende bij de invoering van de Awir: “Er zullen immers gegevens van hem aan de dienst verstrekt worden en hij wordt aansprakelijk voor eventuele schulden […]. Met de ondertekening van de aanvraag geven de partner en de eventuele medebewoners aan dat de op het aanvraagformulier vermelde, hen betreffende, gegevens betreffende inkomen en vermogen juist zijn. Tevens wordt met de ondertekening aangegeven dat […] Toeslagen terzake van deze gegevens inlichtingen kan inwinnen bij en informatie kan verschaffen aan de belanghebbende.” (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 764, nr. 3, pagina’s 47 en 48).

Overigens is het wel zo dat de partner en medebewoners ook zonder ondertekening hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een eventuele terugvordering. Dit volgt uit artikel 33 van de Awir. Dit artikel gaat over de hoofdelijke aansprakelijkheid en geeft ondertekening van de aanvraag niet als voorwaarde. Lees over hoofdelijke aansprakelijkheid van de partner en medebewoner in paragrafen 1.5.1 en 1.5.2 van het hoofdstuk ‘Terugvordering’.

1.2.3.1 Partner in het buitenland zonder BSN

Wanneer de aanvrager een partner heeft zonder BSN, kan dit problemen opleveren bij de aanvraag. We lichten toe wanneer een partner (vaak) geen BSN heeft en waarom dit voor problemen zorgt bij de aanvraag.

Iedereen die in Nederland woont heeft in principe een BSN. Dit is namelijk een persoonsnummer voor iedereen die ingeschreven staat in de BRP. Iedereen die zich inschrijft in de BRP krijgt automatisch een BSN. Personen die niet in Nederland wonen hebben dus (meestal) geen BSN.

Iemand is alleen medebewoner wanneer hij/zij op hetzelfde adres ingeschreven staat als de aanvrager. Medebewoners staan dus in de BRP ingeschreven en hebben daardoor altijd een BSN. Veel partners ook, omdat inschrijving op hetzelfde adres daarvoor ook een voorwaarde is. Behalve bij gehuwde (en geregistreerde) partners. Zij zijn ook partner wanneer ze niet op hetzelfde adres ingeschreven staan. En dus ook wanneer ze in het buitenland wonen. Lees hierover meer in paragraaf 1.3.1.1 van het hoofdstuk ‘Partner’. Zo kan het dus voorkomen dat een aanvrager een partner zonder BSN heeft. Waarom is dit problematisch?

Het systeem van Toeslagen (TVS) kan alleen BSN’s verwerken. Als een toeslagpartner geen BSN heeft, wordt deze partner door TVS niet meegenomen bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag. Bij een elektronische aanvraag kan de aanvrager de toeslagpartner zonder BSN ook niet vermelden in de aanvraag. Er kan niet slechts een naam opgegeven worden. Of enkel vermelden dat men een partner heeft. De partner kan ook de elektronische aanvraag niet medeondertekenen, want hiervoor is een DigiD vereist (voor DigiD heb je een BSN nodig). Bij een schriftelijke aanvraag kan dit wel, maar dan kan Toeslagen nog altijd niet de partner zonder BSN meenemen in de berekening van de toeslag.

Iemand die in het buitenland woont kan wel een BSN in Nederland aanvragen. Zij worden dan ingeschreven in de Registratie Niet-ingezetenen (RNI). Dit is een onderdeel van de BRP waarin de gegevens staan van personen die niet (meer) in Nederland wonen. Of korter dan 4 maanden in Nederland wonen. Toeslagen vraagt aan aanvragers met een partner zonder BSN om deze partner eerst een BSN te laten aanvragen. Dit kan met het formulier ‘Verzoek burgerservicenummer voor toeslagpartner (buitenland)’.

Wat kan de aanvrager doen als er geen tijdige aanvraag kan worden ingediend vanwege het ontbreken van een BSN? Als de partner eerst een BSN moet aanvragen, kan de aanvrager alvast de toeslag aanvragen om te voorkomen dat de aanvraag buiten de aanvraagtermijn valt (lees over die termijn in paragraaf 1.3). Zodra de partner een BSN heeft, kan deze alsnog worden toegevoegd met terugwerkende kracht. Dat kan dan echter wel voor terugvorderingen zorgen. We lichten dit per toeslag toe:

Let op!  Let op

Wordt voor de partner in het buitenland geen BSN aangevraagd, dan krijgt hij pas een BSN wanneer hij eventueel later naar Nederland komt. Dan voegt TVS ook pas de partner alsnog, met terugwerkende kracht, toe aan de toeslagen van de aanvrager. Dit kan voor (nog) grotere terugvorderingen zorgen. Lees in paragraaf 1.2. van het hoofdstuk ‘Terugvordering’ hoe Toeslagen met die terugvorderingen omgaat.

1.2.3.1.1 Kindgebonden budget

Bij het kindgebonden budget kan de terugvordering vrij hoog zijn, doordat een aanvrager zonder partner een hogere toeslag krijgt (zie paragraaf 1.3.1.1 van het hoofdstuk ‘Kindgebonden budget’). Wanneer dus later de partner, die inmiddels een BSN heeft, alsnog wordt toegevoegd, wordt dit hogere deel teruggevorderd. En eventueel meer als de partner een (hoog) inkomen heeft. Om die reden kan de aanvrager afzien van die verhoging (ook wel alleenstaande ouder kop (ALO-kop) genoemd). Op die manier wordt terecht geen ALO-kop uitbetaald. De aanvrager heeft tenslotte wél een partner, ondanks dat die partner zonder BSN nog niet opgegeven kan worden in de aanvraag en nog niet wordt meegenomen in de berekening.

Ontstaat toch een (hoge) terugvordering van het kindgebonden budget? Lees in paragraaf 1.2 van het hoofdstuk ‘Terugvordering’ hoe Toeslagen daar dan mee omgaat.

1.2.3.1.2 Kinderopvangtoeslag

Bij de kinderopvangtoeslag kan de terugvordering ook flink oplopen, wanneer de partner in het buitenland bijvoorbeeld niet werkt of geen studie volgt. Dan bestaat achteraf gezien geen recht op de toeslag en moet de aanvrager alles terugbetalen. Lees in paragraaf 1.2 van het hoofdstuk ‘Terugvordering’ hoe Toeslagen met die terugvorderingen omgaat.

Let op!  Let op

Tot 4 maart 2022 bestond ook geen recht op kinderopvangtoeslag wanneer de partner buiten de EU (of Zwitserland) woonde en/of werkte. Per 4 maart 2022 is de woon- en werkplaats van de partner geen belemmering meer. Wel moet nog voldaan worden aan de arbeidseis. Lees hierover meer in paragraaf 1.7.2 van het hoofdstuk ‘Kinderopvangtoeslag’.

1.2.3.1.3 Zorgtoeslag

Bij de zorgtoeslag zal het met terugwerkende kracht toevoegen van de partner, zodra hij een BSN heeft, eerder voor een nabetaling dan een terugvordering zorgen. Dit komt doordat het toeslagbedrag doorgaans hoger is voor twee personen. Dit kan anders zijn wanneer de partner bijvoorbeeld een (hoog) inkomen heeft of onterecht niet verzekerd is (lees hierover in paragraaf 1.3.1.2 van het hoofdstuk ‘Zorgtoeslag’). Ontstaat toch een (hoge) terugvordering? Lees in paragraaf 1.2 van het hoofdstuk ‘Terugvordering’ hoe Toeslagen daar dan mee omgaat.

1.2.3.1.4 Huurtoeslag

Voor de huurtoeslag zal geen terugvordering ontstaan wanneer de in het buitenland wonende partner pas later een BSN heeft. Voor deze toeslag geldt namelijk een afwijkende regel: een partner die niet op het adres ingeschreven staat, is voor de huurtoeslag geen partner (artikel 1a, derde lid, van de Wht, zie ook paragraaf 1.3.1.1.1 van het hoofdstuk ‘Partner’). De partner in het buitenland, met of zonder BSN, telt dus niet mee voor de huurtoeslag. Pas wanneer hij in Nederland woont én op hetzelfde adres als de aanvrager ingeschreven staat, wordt hij meegenomen in de berekening.

1.2.4 Gezamenlijke aanspraak

“Indien partners een gezamenlijke aanspraak op een tegemoetkoming hebben, wordt de tegemoetkoming uitsluitend toegekend aan de aanvrager” (artikel 14, tweede lid, van de Awir). Wanneer twee personen partners zijn, kan dus alleen aan één van hen de toeslag toegekend worden: de aanvrager. Met de ander als zijn toeslagpartner. Dit speelt vooral wanneer ze ieder apart dezelfde toeslag ontvangen en daarna partners worden. Er ontstaat dan een gezamenlijke aanspraak op die toeslag. Als zij niet zelf per dat moment één van de aanvragen beëindigen, dan merkt Toeslagen degene met de oudste aanvraag aan als de aanvrager en de ander als partner.

Tip!  Voorbeeld

A vraagt op 1 januari 2021 zorgtoeslag aan. B doet dit op 1 april 2021. Sindsdien ontvangen ze allebei zorgtoeslag zonder toeslagpartner. A en B gaan op 15 september 2021 samenwonen in een gezamenlijk koophuis. Ze zijn daarom per 1 oktober 2021 partners. Toeslagen merkt dan A aan als de aanvrager van hun gezamenlijke zorgtoeslag. B wordt daarom aan de aanvraag van A toegevoegd als partner per 1 oktober 2021. En de aanvraag van B wordt per dezelfde datum beëindigd. Lees meer over het beëindigen van een aanvraag in paragraaf 1.7.1.

1.3 Aanvraagtermijn

Wanneer moet een toeslag uiterlijk aangevraagd zijn? Hoofdregel: 1 september van het volgende jaar (T+1). Die hoofdregel lichten we hierna eerst verder toe. Daarna bespreken we:

  • wanneer iemand voor een verlenging van de aanvraagtermijn in aanmerking komt: paragraaf 1.3.2
  • wat de aanvraagtermijn voor kinderopvangtoeslag is: paragraaf 1.3.3
  • en welke uitzonderingen Toeslagen op de aanvraagtermijn toepast: paragraaf 1.3.4

1.3.1 Hoofdregel

De hoofdregel voor de aanvraagtermijn staat in artikel 15, eerste lid, van de Awir: “Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar kan tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij [Toeslagen].”

Let op!  Let op

Voor de kinderopvangtoeslag geldt een afwijkende aanvraagtermijn van maximaal drie maanden terugwerkende kracht. Daarover meer in paragraaf 1.3.3.

Deze aanvraagtermijn is strikt. Is iemand te laat, dan is er geen recht op de aangevraagde toeslag voor dat jaar (behoudens de uitzonderingen die we bespreken in paragraaf 1.3.4). De aanvrager kan echter wel “zeer bijzondere omstandigheden” aanvoeren waarom er te laat is aangevraagd en dan mag Toeslagen “zich niet zonder nadere motivering op het standpunt […] stellen dat de aanvraag […] in verband met het verstrijken van de aanvraagtermijn moest worden afgewezen.” (ECLI:NL:RVS:2014:2428, rechtsoverweging 4.2). Toeslagen moet bij (mogelijk) bijzondere omstandigheden dus goed motiveren waarom de aanvraag ook in die omstandigheden wordt afgewezen.

1.3.1.1 Aanvraag op 1 september

Toeslagen merkt aanvragen op 1 september aan als tijdig. In de wet staat “tot 1 september”, waarmee een aanvraag op 1 september te laat is. De wetsgeschiedenis is echter onduidelijker.

Oorspronkelijk gold “tot 1 april”. De wetgever gaf bij de invoering daarvan aan: “Wordt een aanvraag na 1 april ingediend, dan wordt niet voldaan aan het wettelijk voorschrift” (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 764, nr. 3, pagina 47). Volgens de wetgever was een aanvraag ingediend op 1 april dus nog wel tijdig. Toeslagen past dit ook toe bij aanvragen die op 1 september zijn ingediend.

1.3.1.2 Termijn geldt niet voor wijzigingen

De aanvraagtermijn geldt overigens alleen voor de aanvraag, niet voor wijzigingen. Die kunnen ook na afloop van de aanvraagtermijn nog doorgegeven worden, zolang de toeslag nog niet definitief is vastgesteld (lees over het doorgeven van wijzigingen meer in paragraaf 1.2.3 van het hoofdstuk ‘Herziening’). Onder die wijzigingen valt ook de ingangsdatum van de aanvraag, zolang de nieuwe ingangsdatum nog valt binnen de aanvraagtermijn. Een aanvraag geldt namelijk voor een berekeningsjaar, dus binnen dat jaar kan de ingangsdatum nog aangepast worden. We lichten dit toe met een voorbeeld:

Tip!  Voorbeeld

A vraagt op 1 juli 2022 zorgtoeslag aan met ingang van 1 april 2021. A wil op 1 februari 2023 de aanvraagdatum wijziging naar 1 januari 2021. Dat kan. De aanvraag van 1 juli 2022 was namelijk tijdig voor berekeningsjaar 2021. A kan daarom binnen dat jaar de ingangsdatum van de aanvraag nog wijzigen. Ook na 1 september 2022.

Bij kinderopvangtoeslag geldt een beperking van drie maanden (zie verderop in paragraaf 1.3.3). De ingangsdatum van een aanvraag voor kinderopvangtoeslag kan daarom niet aangepast worden naar een eerdere datum die verder dan drie maanden voor de aanvraagdatum ligt. Ook niet als die datum nog binnen het berekeningsjaar is.

Tip!  Voorbeeld

B vraagt op 15 augustus 2022 kinderopvangtoeslag aan met ingang van 1 augustus 2022. B wil op 1 september 2022 de ingangsdatum wijzigingen naar 1 januari 2022. Dit kan niet. Dit is nog binnen hetzelfde berekeningsjaar, maar is niet mogelijk, omdat dan de maximale terugwerkende kracht van drie maanden omzeild wordt. De ingangsdatum kan tot maximaal 1 mei 2022 verruimd worden. Meer over de termijn van drie maanden in paragraaf 1.3.3.

Het ongedaan maken van de beëindiging van een aanvraag binnen een berekeningsjaar is overigens ook een wijziging. Dit lichten we toe in paragraaf 1.7.2.2.

1.3.2 Verlenging aanvraagtermijn bij uitnodiging aangifte IB

Artikel 15, eerste lid, van de Awir geeft een uitzondering op de hoofdregel van 1 september jaar T+1:

  • wanneer de aanvrager, partner of medebewoner vóór 1 september jaar T+1 is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting (IB) te doen
  • binnen een termijn die na 1 september jaar T+1 verloopt. 

De aanvraagtermijn voor toeslagen wordt dan verlengd tot de laatste dag van de termijn die de inspecteur heeft gegeven voor het indienen van de aangifte. Wanneer meerdere personen in het huishouden zijn uitgenodigd om aangifte IB te doen, dan wordt uitgegaan van de aangifte waarvan de indieningstermijn het laatst verloopt. Deze koppeling met de aangifte IB is gemaakt omdat het gezamenlijke inkomen van iedereen in het huishouden één van de belangrijkste gegevens is voor de berekening van toeslagen. Wanneer iemand pas later aangifte hoeft te doen, kan het zijn dat hij ook pas later kan inschatten of hij recht heeft op een toeslag. En of het dus zin heeft om de toeslag aan te vragen.

Let op!  Let op
  • De aangiftetermijn van de medebewoner kan alleen de aanvraagtermijn van huurtoeslag verlengen.
  • Er is voor de kinderopvangtoeslag geen verlenging mogelijk op basis van de aangiftetermijn. We bespreken die aanvraagtermijn verderop in paragraaf 1.3.3.

De verlenging geldt alleen wanneer men vóór 1 september jaar T+1 door de inspecteur “is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen” (artikel 15, eerste lid, van de Awir). Na zo’n uitnodiging is men verplicht om aangifte te doen. Iemand is ook aangifteplichtig als hij niet door de inspecteur wordt uitgenodigd, maar wel denkt dat hij belasting moet betalen. Hij is dan verplicht om zelf te vragen om een uitnodiging (artikel 6, derde lid, van de AWR en artikel 2 van de UR AWR). Met die gevraagde uitnodiging wordt dan ook voldaan aan de voorwaarde van uitgenodigd zijn van artikel 15, eerste lid, van de Awir.

De verlenging geldt niet als de inspecteur voor het doen van de aangifte een termijn heeft gegeven die vóór 1 september jaar T+1 eindigt. Er is dan geen latere datum om de aanvraagtermijn toe te verlengen. Dit is anders als de aangifteplichtige uitstel krijgt voor het doen van de IB-aangifte tot een datum na 1 september jaar T+1 (zie volgende paragraaf). Het draait erom dát de inspecteur een termijn heeft gesteld die verloopt na 1 september jaar T+1. Het maakt daarbij niet uit hoe die termijn is gesteld: via de eerste uitnodiging tot het doen van aangifte, via een verzoek om uitstel of zelfs via een herinnering of aanmaning door de inspecteur (zie paragraaf 1.3.2.2).

Voor een compleet overzicht van hoe de aanvraagtermijn verlengd kan worden, zie het schema in paragraaf 1.3.2.3.

Oorspronkelijk kende de Awir deze regeling van verlenging overigens niet. De wetgever erkende dat mensen daardoor in de knel kwamen: “De datum waarop de aanvraag voor de genoemde toeslagen uiterlijk moet zijn ingediend is volgens de huidige regeling 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar. Voor veel mensen is deze datum ruim genoeg om te kunnen beoordelen of het zin heeft om een toeslag aan te vragen. Voor die datum moeten zij immers ook aangifte voor de inkomstenbelasting doen. Dat laatste geldt echter niet voor iedereen. Met de voorgestelde wijziging van de [Awir] wordt daarom geregeld dat de wettelijke aanvraagtermijn voor de toeslagen wordt gekoppeld aan de indieningstermijn voor de aangifte inkomstenbelasting (inclusief eventueel verleend uitstel), mits vóór 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar een uitnodiging tot het doen van aangifte is ontvangen en de termijn voor het indienen van die aangifte na de genoemde datum verloopt. In de overige situaties blijft als regel gelden dat de aanvraag vóór 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar moet worden ingediend.” (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 577, nr. 3, pagina 13). Later is de aanvraagdatum nog gewijzigd van 1 april naar 1 september.

1.3.2.1 Uitstel voor de aangifte

De aangifteplichtige kan om uitstel vragen bij de inspecteur. Als de inspecteur dit uitstel verleent en daarmee de aangiftetermijn wordt verlengd tot na 1 september jaar T+1, dan mag ook tot die latere datum nog toeslagen aangevraagd worden (met uitzondering van kinderopvangtoeslag).

Tip!  Voorbeeld

28 februari jaar T+1: uitnodiging tot het doen van aangifte IB over jaar T vóór 1 juli jaar T+1. 31 mei jaar T+1: belastingplichtige dient verzoek om uitstel voor de aangifte in. Uitstel wordt verleend tot 1 mei jaar T+2. 30 april jaar T+2: uiterste aanvraagdatum voor toeslagen voor jaar T (met uitzondering van kinderopvangtoeslag).

Toelichting: de aangiftetermijn verloopt (door het uitstel) na 1 september jaar T+1. Het uitstel is verleend tot 1 mei jaar T+2, waarmee de laatste dag voor het indienen van de aangifte 30 april jaar T+2 is. Dit is dan ook de laatste dag voor het aanvragen van toeslagen voor jaar T. Als voor de IB-aangifte nog meer uitstel wordt verleend, dan schuift de aanvraagdatum voor toeslagen ook weer verder op naar de laatste dag van de nieuwe aangiftetermijn.

Van belang hierbij is dat de aangifteplichtige vóór 1 september jaar T+1 is uitgenodigd om aangifte te doen (artikel 15, eerste lid, van de Awir en zie paragraaf 1.3.2). Het uitstel tot daarna hoeft niet vóór die datum te zijn verzocht en/of verleend.

Tip!  Voorbeeld

28 februari jaar T+1: uitnodiging tot het doen van aangifte IB over jaar T vóór 1 juli jaar T+1. 29 oktober jaar T+1: belastingplichtige dient verzoek om uitstel voor de aangifte in. Uitstel wordt verleend tot 1 mei jaar T+2. 30 april jaar T+2: uiterste aanvraagdatum voor toeslagen voor jaar T (met uitzondering van kinderopvangtoeslag).

1.3.2.2 Aanmaning door de inspecteur

Het gaat er bij de verlenging van de aanvraagtermijn om dat de inspecteur een termijn heeft gesteld voor het doen van de aangifte IB en dat die termijn afloopt na 1 september jaar T+1. Hierbij telt niet alleen de indieningstermijn voor de aangifte, maar ook een eventuele aanmaningstermijn die de inspecteur heeft gesteld. Zie in het schema in de volgende paragraaf wat een aanmaning kan betekenen voor de aanvraagtermijn.

1.3.2.3 Overzicht aanvraagtermijn en verlengingen

We zetten de aanvraagtermijn, inclusief mogelijke verlengingen, op een rijtje:

Aangifte IBAanvraagtermijn toeslag
1.Heeft de aanvrager, partner en/of (bij huurtoeslag) medebewoner vóór 1 september jaar T+1 een uitnodiging tot het doen van aangifte ontvangen?Ja: ga naar 2
Nee: 1 september jaar T+1
2.Loopt de aangiftetermijn tot een datum na 1 september jaar T+1?Ja: aanvraagtermijn loopt tot en met de gestelde aangiftetermijn (eventueel langer als uitstel is verleend, zie 3)
Nee: 1 september jaar T+1 (tenzij uitstel is verleend, zie 3)
3.Is aan de aangifteplichtige uitstel verleend tot een datum na 1 september jaar T+1?Ja: aanvraagtermijn loopt tot en met de datum van de uitgestelde aangiftetermijn (eventueel langer als binnen deze termijn nog geen aangifte is gedaan, zie 4)
Nee: 1 september jaar T+1 of de oorspronkelijk gestelde aangiftedatum als die na 1 september jaar T+1 lag (eventueel langer als binnen deze termijn nog geen aangifte is gedaan, zie 4)
4.De aangifteplichtige heeft geen aangifte gedaan binnen de gestelde (verlengde) aangiftetermijn: heeft de inspecteur een nadere termijn gesteld via een herinnering of aanmaning?Ja: aanvraagtermijn loopt tot en met de datum van de gestelde nadere aangiftetermijn (ook als de aangifte IB voor of na die datum wordt ingediend)
Nee: aanvraagtermijn loopt tot 2 weken na indiening van de aangifte IB*

 * Dit is omdat de inspecteur in de praktijk bij het verstrijken van de termijn eerst een herinnering stuurt met twee weken uitstel en daarna pas een aanmaning. Bovendien merkt de inspecteur aangiften die een paar dagen na de aangiftetermijn zijn ingediend ook niet aan als verzuim.

1.3.2.4 Uitstelregeling belastingconsulenten (beconregeling)

Belastingconsulenten kunnen voor de aangiften IB van hun klanten voor jaar T via de zogenoemde beconregeling uitstel krijgen tot 1 mei van jaar T+2. De belastingconsulent moet in die langere uitsteltijd wel maandelijks een evenredige hoeveelheid aangiften per maand inleveren. Doet hij dit niet, dan draagt de inspecteur hem op om een deel van de aangiften versneld in te leveren (bijvoorbeeld vóór 1 februari jaar T+2). De belastingconsulent bepaalt dan zelf voor welk deel van zijn klanten hij de aangifte versneld instuurt.

Wat betekent dit voor de klanten van de belastingconsulent die een toeslag willen aanvragen? Alle klanten kunnen nog tot 1 mei jaar T+2 toeslagen aanvragen (met uitzondering van kinderopvangtoeslag). Ook wanneer de belastingconsulent de aangifte IB al eerder heeft ingediend. Moet de belastingconsulent een deel versneld inleveren? Dan geldt voor die klanten de kortere termijn zoals gesteld door de inspecteur (bijvoorbeeld 1 februari T+2). De Afdeling bevestigde dit laatste (ECLI:NL:RVS:2012:BX9728).

De Belastingdienst wijst belastingconsulenten in een brochure over de beconregeling op de samenhang tussen de aangiftetermijn voor de IB en de aanvraagtermijn voor toeslagen.

Voor nieuwe klanten vragen belastingconsulenten overigens vaak ook standaard uitstel aan. Ook als die klant al aangifte heeft gedaan. De inspecteur verleent dit uitstel automatisch. Deze klanten hebben daarmee ook uitstel tot 1 mei van jaar T+2. De wet vereist namelijk alleen dat men vóór 1 september jaar T+1 is uitgenodigd tot het doen van aangifte en dat daarvoor (op dat moment of later via bijvoorbeeld uitstel) een termijn is gegeven die afloopt na die datum (artikel 15, eerste lid, van de Awir).

Tip!  Voorbeeld

28 februari jaar T+1: uitnodiging tot het doen van aangifte IB over jaar T vóór 1 juli jaar T+1. 18 april jaar T+1: belastingplichtige doet aangifte IB. 29 augustus jaar T+1: nieuwe belastingconsulent van de belastingplichtige dient verzoek om uitstel voor de aangifte in. 15 september jaar T+1: inspecteur verleent uitstel tot 1 mei jaar T+2. 30 april jaar T+2: uiterste aanvraagdatum voor toeslagen voor jaar T (met uitzondering van kinderopvangtoeslag).

Toelichting: er is uitstel verleend tot 1 mei jaar T+2. Het is niet relevant dat het uitstel na 1 september jaar T+1 is verleend en dat de aangifte reeds is gedaan. Relevant is slechts dat de aanvrager vóór 1 september jaar T+1 is uitgenodigd tot het doen van aangifte en daar (uiteindelijk) een termijn voor heeft gekregen die daarna afloopt. De laatste dag voor het indienen van de aangifte is 30 april jaar T+2. Dit is dan ook de laatste dag voor het aanvragen van toeslagen voor jaar T. Als vóór 1 mei jaar T+2 nog meer uitstel wordt verleend, dan schuift de aanvraagdatum voor toeslagen ook weer verder op naar de laatste dag van de nieuwe aangiftetermijn.

1.3.2.5 Wereldinkomen

Wanneer iemand tot na 1 september jaar T+1 tijd heeft om zijn jaaropgaaf wereldinkomen in te dienen, dan leidt dit niet tot een verlenging van de aanvraagtermijn voor toeslagen. Dit is namelijk iets anders dan het doen van aangifte IB. En de verlengde aanvraagtermijn in artikel 15, eerste lid, van de Awir geldt alleen voor de aangifte IB (zie ook ECLI:NL:RVS:2013:BZ7717).

Wereldinkomen is het totaal van Nederlandse en buitenlandse inkomen. Dat laatste wordt ook wel ‘niet in Nederland belastbaar inkomen’ (NINBI) genoemd. Lees hierover meer in paragraaf 1.2.2 van het hoofdstuk ‘Inkomen’.

1.3.3 Aanvraagtermijn kinderopvangtoeslag

Voor kinderopvangtoeslag geldt een afwijkende aanvraagtermijn van drie maanden. Verlenging hiervan vanwege een langere termijn voor het doen van IB-aangifte is niet mogelijk. In artikel 1.3, tweede lid, onderdeel b, van de Wko staat namelijk een uitzondering op artikel 15, eerste lid, van de Awir: een ouder heeft over de berekeningsjaren 2014 en volgende geen aanspraak op kinderopvangtoeslag over de periode tot de eerste dag van de kalendermaand die drie kalendermaanden gelegen is voor de datum waarop de aanvraag om kinderopvangtoeslag is ingediend bij Toeslagen.

De aanvraag kan uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand, drie maanden voor de aanvraagdatum, gedaan worden. De aanvraag kan dus iets meer dan drie maanden terugwerkende kracht hebben. We lichten dit toe met een voorbeeld:

Tip!  Voorbeeld

A vraagt op 15 augustus 2023 kinderopvangtoeslag aan. De ingangsdatum kan maximaal terugwerkende kracht hebben tot 1 mei 2023. Drie maanden voor de aanvraagdatum is namelijk 15 mei 2023. De aanvraag mag per de eerste van die maand ingaan. De terugwerkende kracht is hierdoor 3,5 maand.

1.3.4 Uitzonderingen op aanvraagtermijn

Naast de wettelijke mogelijkheid tot verlenging van de aanvraagtermijn bij het doen van IB-aangifte (zie paragraaf 1.3.2), hanteert Toeslagen nog enkele uitzonderingen op de aanvraagtermijn:

  • wanneer vóór 1 september contact is opgenomen met de BelastingTelefoon en de papieren aanvraag vóór 21 september binnenkomt: paragraaf 1.3.4.1
  • wanneer de aanvrager niet eerder kon aanvragen doordat hij nog geen BSN had: paragraaf 1.3.4.2
  • wanneer de kinderbijslag te laat wordt toegekend (kindgebonden budget): paragraaf 1.3.4.3
  • wanneer registratie van een buitenlandse opvang voor vertraging zorgde (kinderopvangtoeslag): paragraaf 1.3.4.4 

1.3.4.1 Papieren aanvraag tot 21 september

Papieren aanvragen moeten ook uiterlijk op 1 september binnen zijn. Tenzij de aanvrager eerst, tijdig, contact opneemt met de BelastingTelefoon. Dan accepteert Toeslagen ook een papieren aanvraag die vóór 21 september binnenkomt nog als tijdig. Het idee hierachter is dat het contactmoment met de BelastingTelefoon eigenlijk de aanvraagdatum is (zie paragraaf 1.2.2). Dus als dit uiterlijk op 1 september plaatsvond, dan is de aanvraag tijdig. Dit contactmoment wordt echter niet (altijd) geregistreerd. Toeslagen vindt dat de aanvrager daarvan niet de dupe mag worden en accepteert daarom de bijbehorende papieren aanvraag tot 21 september.

1.3.4.2 Te late aanvraag door ontbreken BSN aanvrager

Als niet tijdig een aanvraag kan worden ingediend omdat de aanvrager nog geen BSN heeft, dan kan worden afgeweken van de aanvraagtermijn (ook voor kinderopvangtoeslag). De vertraging in het toekennen van het BSN mag dan niet aan de aanvrager te wijten zijn. En de aanvrager moet zo spoedig mogelijk na het verkrijgen van het BSN alsnog een aanvraag hebben ingediend.

1.3.4.3 Kindgebonden budget en late toekenning kinderbijslag

Er is pas recht op kindgebonden budget wanneer er ook kinderbijslag is toegekend (lees hierover in paragraaf 1.4 van het hoofdstuk ‘Kindgebonden budget’). Bij buitenlandsituaties komt het voor dat die toekenning van de kinderbijslag langer duurt. Wanneer dit leidt tot overschrijding van de aanvraagtermijn voor kindgebonden budget, dan hanteert Toeslagen de aanvraagdatum voor de kinderbijslag bij de SVB als aanvraagdatum voor het kindgebonden budget.

1.3.4.4 Kinderopvangtoeslag en vertraging registratie buitenlandse opvang

Er is alleen recht op kinderopvangtoeslag voor een geregistreerde opvang. Buitenlandse kinderopvang moet ook geregistreerd zijn. Staat de desbetreffende opvang nog niet geregistreerd, dan moet de aanvrager bij DUO verzoeken om deze alsnog in het Register Buitenland op te nemen. Dit kan enige tijd duren (zo’n tien weken). De aanvrager kan daardoor in de knel komen met de aanvraagtermijn voor kinderopvangtoeslag. Toeslagen hanteert dan de aanvraagdatum voor de registratie van de buitenlandse kinderopvangorganisatie als aanvraagdatum voor de kinderopvangtoeslag.

Overigens bestaat in zo’n situatie wel een andere oplossing voor de aanvrager. Hij kan een papieren aanvraag indienen met de hem bekende gegevens over de buitenlandse opvang (zonder registratienummer). Toeslagen moet de aanvrager, bij een incomplete aanvraag als deze, in de gelegenheid stellen om die aanvraag aan te vullen (artikel 4:5, eerste lid, van de Awb). Toeslagen kan dan met de beslissing op de aanvraag wachten totdat het registratienummer bekend is. Op die manier kan de aanvraag in ieder geval tijdig ingediend worden.

1.4 Ontvangstdatum van de aanvraag

De tijdigheid van de aanvraag wordt bepaald door het moment van indiening bij Toeslagen (zie artikel 15, eerste lid, van de Awir). Er moet daarom gekeken worden naar de ontvangstdatum. Niet wanneer de aanvraag verzonden is. Dus: de aanvraag is tijdig als deze voor het einde van de termijn (0:00 uur op de laatste dag) is ontvangen.

Bij een elektronische aanvraag wordt de aanvraag op dezelfde dag door Toeslagen ontvangen. De aanvrager kan dit ook (vrijwel) direct op MijnToeslagen controleren. Wanneer de aanvrager zijn aanvraag per post verstuurt, dan duurt het langer voordat Toeslagen deze ontvangt. Daar moet de aanvrager rekening mee houden, want het is aan hem om ervoor te zorgen dat de aanvraag tijdig wordt ontvangen.

1.5 Beslissen op de aanvraag

Wanneer Toeslagen een aanvraag ontvangt, moet het hierop beslissen. Die beslissing kan zijn dat de aanvraag

 Een combinatie van de genoemde beslissingen is ook mogelijk, bijvoorbeeld een gedeeltelijke afwijzing en gedeeltelijke toekenning:

Tip!  Voorbeeld

A vraagt op 20 juli 2023 huurtoeslag aan met ingang van 1 januari 2023. A woont vanaf 1 april 2023 in een huurwoning, daarvoor in een koopwoning. Toeslagen wijst de aanvraag dan gedeeltelijk af voor de periode van 1 januari tot 1 april 2023. En kent gedeeltelijk toe voor de periode vanaf 1 april 2023.

Toeslagen moet tijdig op de aanvraag beslissen. We bespreken de beslistermijn in paragraaf 1.5.3. Toeslagen moet de beslissing (in ieder geval wanneer de aanvraag niet geheel toegekend wordt) ook goed motiveren. Lees over het motiveringsbeginsel in paragraaf 1.6.3 van het hoofdstuk ‘Awb’. En als de aanvrager het niet eens is met (een gedeelte van) de beslissing op zijn aanvraag, dan kan hij hiertegen bezwaar maken. Lees over die procedure in het hoofdstuk ‘Bezwaar’.

1.5.1 Aanvraag niet in behandeling nemen

Nadat iemand een aanvraag heeft ingediend, moet Toeslagen deze in behandeling nemen. Hier gelden echter uitzonderingen op. Lees over die uitzonderingen in paragraaf 1.3.3 van het hoofdstuk ‘Awb’. Wanneer Toeslagen een aanvraag niet in behandeling neemt, dan wordt deze niet inhoudelijk behandeld.

1.5.2 Aanvraag afwijzen

Wordt een aanvraag op inhoudelijke gronden niet gehonoreerd, dan spreken we van een afwijzing van de aanvraag. Lees hierover in paragraaf 1.3.4 van het hoofdstuk ‘Awb’.

1.5.2.1 Te late aanvraag afwijzen

Is de aanvraag ingediend na de (verlengde) aanvraagtermijn? Dan wijst Toeslagen de aanvraag af (tenzij sprake is van één van de uitzonderingen zoals besproken in paragraaf 1.3.4). Latere jaren, waarvoor de aanvraag wel tijdig is, worden dan wél toegekend. We lichten dit toe met een voorbeeld:

Tip!  Voorbeeld

A vraagt op 1 februari 2023 zorgtoeslag aan voor 2020. Voor berekeningsjaar 2020 is de aanvraag te laat. Voor 2021 ook. Vanaf 1 januari 2022 is de aanvraag wél tijdig. Toeslagen wijst de aanvraag van A voor 2020 en 2021 af. En kent deze toe voor 2022 en 2023.

Let op!  Let op

Heeft de aanvrager in een eerder jaar al eens dezelfde toeslag ontvangen? Zo ja, is de toeslag toen door Toeslagen beëindigd? Zo ja, is die beëindiging correct uitgevoerd?

1.5.2.2 Herhaalde aanvraag afwijzen

Sommige aanvragen zijn herhaalde aanvragen. Dit is het geval wanneer een aanvrager opnieuw hetzelfde aanvraagt nadat hij daar eerder een afwijzing voor kreeg. Dit kan ook de vorm aannemen van een herzieningsverzoek. Een herhaalde aanvraag voor een toeslag is een aanvraag voor dezelfde toeslag én hetzelfde jaar.

Tip!  Voorbeeld

Toeslagen beëindigt de huurtoeslag voor jaar T. De aanvrager vraagt voor jaar T+1 weer huurtoeslag aan. Dit is geen herhaalde aanvraag, omdat het om een nieuw jaar gaat (ook als het bijvoorbeeld nog steeds om dezelfde huurwoning gaat). Als de aanvrager voor jaar T opnieuw huurtoeslag aanvraagt, is dat wél een herhaalde aanvraag.

Wanneer de eerdere aanvraag inhoudelijk niet in behandeling was genomen (zie paragraaf 1.5.1), dan is de nieuwe aanvraag voor hetzelfde geen herhaalde aanvraag, maar een nieuwe aanvraag (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:2637, rechtsoverweging 4.2).

De aanvrager moet bij een herhaalde aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermelden (artikel 4:6, eerste lid, van de Awb). Doet hij dit niet dan mag Toeslagen de herhaalde aanvraag afwijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzing (artikel 4:6, tweede lid, van de Awb). Er hoeft dan geen volledige motivatie voor de afwijzing gegeven te worden. Dit mag echter wel. Toeslagen is dus ook bevoegd om een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. En dan ook weer een volledige motivatie te geven als de aanvraag weer afgewezen wordt. Dat mag ook als er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangedragen.

Voor meer informatie over herhaalde aanvragen, lees paragraaf 1.3.5 van het hoofdstuk ‘Awb’.

1.5.3 Beslistermijn

Toeslagen moet binnen 13 weken beslissen op een aanvraag voor een toeslag (artikel 16, eerste lid, van de Awir). En wanneer Toeslagen voor de beoordeling van het recht op (of de hoogte van) de toeslag meer informatie nodig heeft, dan kan de termijn met 13 weken verlengd worden (derde lid). Of met 26 weken wanneer informatie van buiten Nederland nodig is. Toeslagen moet de aanvrager over de verlenging inlichten.

Wanneer Toeslagen de aanvraag in behandeling neemt en niet afwijst (zie paragraaf 1.5.2), moet het binnen de (verlengde) beslistermijn “een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld” verlenen (artikel 16, eerste lid, van de Awir). Lees meer over de voorschotverlening in het hoofdstuk ‘Voorschotverlening‘.

De Awb stelt overigens een beslistermijn van acht weken, tenzij voor het bestuursorgaan een andere wettelijke termijn is vastgesteld (artikel 4:13 van de Awb, zie paragraaf 1.5.3 van het hoofdstuk ‘Awb’). De vaststelling van zo’n ‘andere wettelijke termijn’ is voor toeslagaanvragen dus gedaan in artikel 16 van de Awir.

1.6 Ingangsdatum van de toeslag

Wanneer gaat de toeslag in nadat de aanvraag is toegekend? Huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget gaan in op de eerste van de maand. Ook als de aanvrager een andere ingangsdatum op de aanvraag vermeldt. Dan gaat de toeslag in per de eerste dag van de volgende maand. Deze toeslagen worden namelijk alleen per hele maanden toegekend.

Kinderopvangtoeslag kan wel op iedere dag van de maand ingaan. Lees in paragraaf 1.2.3.3.1 van het hoofdstuk ‘Herziening’ waarom dit zo is.

1.7 Duur van de aanvraag

Een aanvraag wordt gedaan voor een berekeningsjaar (artikel 15, eerste lid, van de Awir). De aanvraag hoeft echter niet voor het hele jaar te zijn, maar kan ook voor een kortere periode gedaan worden. We lichten dit toe met twee voorbeelden:

Tip!  Voorbeelden
  1. Iemand kan per een latere datum aanvragen. Bijvoorbeeld huurtoeslag per 1 april, omdat dan pas een huis wordt gehuurd. De aanvraagduur is dan van 1 april tot en met 31 december.
  2. Iemand kan de aanvraag na een bepaalde periode weer beëindigen. Bijvoorbeeld door kinderopvangtoeslag aan te vragen per 1 juli en te beëindigen per 1 september, wanneer het kind alleen in de zomer naar de opvang gaat. Meer over het beëindigen van een aanvraag in paragraaf 1.7.2.

Dat de aanvraag voor een berekeningsjaar wordt gedaan, betekent overigens niet dat de aanvrager ieder jaar opnieuw een aanvraag moet indienen. Wanneer de aanvraag voor een bepaald jaar wordt toegekend, dan geldt die aanvraag ook voor de daaropvolgende jaren. In artikel 15, vijfde lid, van de Awir staat namelijk dat “een aanvraag wordt geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren”. Doordat de aanvraag geacht wordt ook voor de volgende jaren te zijn gedaan, is voor ieder jaar een aanvraag aanwezig. Daarmee wordt wel voldaan aan artikel 14, eerste lid, van de Awir dat een toeslag alleen op aanvraag wordt toegekend (zie paragraaf 1.2), zonder dat de aanvrager deze steeds opnieuw zelf moet indienen. Dit wordt in de praktijk ook wel automatisch continueren genoemd.

1.7.1 Toeslagen beëindigt de aanvraag (niet continueren)

Als Toeslagen vindt dat het automatisch continueren (zie vorige paragraaf) beëindigd kan worden, dan moet Toeslagen dit aan de aanvrager schriftelijk meedelen (artikel 15, zesde lid, van de Awir). Deze mededeling is een besluit. De aanvrager kan er dus bezwaar tegen maken. Daarnaast kan hij ook, als hij meent wel voor de beëindigde toeslag in aanmerking te komen, een nieuwe aanvraag indienen.

De Awir geeft niet aan in welke situaties Toeslagen de aanvraag mag beëindigen, alleen: als Toeslagen “van oordeel is” dat het automatisch continueren “kan worden beëindigd”. Toeslagen moet in ieder geval aan de volgende eisen voldoen om de aanvraag correct niet te continueren:

  1. er moet een beëindigingsbrief worden verstuurd;
  2. deze beëindigingsbrief moet schriftelijk worden verstuurd; en
  3. daarin moet staan per wanneer voor welke toeslag de aanvraag wordt beëindigd
  4. en dat de aanvrager een nieuwe aanvraag moet indienen als hij denkt wél recht te hebben.

Is niet aan alle eisen voldaan, dan is de aanvraag niet correct beëindigd en moet deze door blijven lopen naar het volgende berekeningsjaar.

Let op!  Let op

Soms heeft Toeslagen een aanvraag onterecht beëindigd omdat niet de juiste beëindigingsbrief is gestuurd. Er is dan niet aan bovenstaande eisen voldaan, dus wordt de aanvraag geacht door te hebben gelopen (artikel 15, vijfde lid, van de Awir). Toeslagen moet de onjuist gestopte aanvraag dan herstellen. Bij het behandelen van een aanvraag of een procedure over een te late aanvraag (bijvoorbeeld bezwaar of klacht), moet dan ook altijd gecontroleerd worden of de desbetreffende toeslag in het verleden heeft gelopen en toen correct is beëindigd.

1.7.1.1 Massaal Automatisch Continueren

Jaarlijks beoordeelt Toeslagen voor de start van een nieuw berekeningsjaar of aanvragen gecontinueerd moeten worden. Dit proces wordt het Massaal Automatisch Continueren (MAC) genoemd. In dit massale en geautomatiseerde proces beëindigt Toeslagen onder andere de aanvragen waarbij al meerdere jaren sprake is van definitieve beschikkingen op € 0. Een aanvraag kan ook op basis van individuele toetsing worden beëindigd (zie volgende paragraaf). In beide gevallen moet Toeslagen voldoen aan de beëindigingseisen zoals besproken in de vorige paragraaf.

1.7.1.2 Beëindigen na individuele toetsing

Toeslagen kan een aanvraag ook buiten het MAC-proces om beëindigen. Namelijk wanneer Toeslagen ontdekt dat er geen recht op bestaat. Er hoeft dan niet gewacht te worden tot het einde van het jaar om de toeslag niet te continueren. Ook dan moet Toeslagen zich houden aan de eisen zoals opgesomd in paragraaf 1.7.1.

Aanvullend geldt dat Toeslagen in de beëindigingsbrief ook duidelijk moet maken dat de beëindiging niet alleen voor het desbetreffende jaar effect heeft, maar ook voor het daaropvolgende jaar. We lichten dit toe met een voorbeeld:

Tip!  Voorbeeld

Toeslagen controleert in 2022 de huurtoeslag van A voor dat jaar en ontdekt dat hij hier geen recht op heeft. In de beëindigingsbrief moet Toeslagen dan vermelden dat de aanvraag voor 2022 wordt beëindigd. Toeslagen moet A er ook op wijzen dat dit betekent dat de aanvraag niet meer zal doorlopen naar volgende jaren. Er was namelijk wel een aanvraag van A voor 2022 en die loopt vanwege artikel 15, vijfde lid, van de Awir door naar 2023. Toeslagen moet daarom op grond van artikel 15, zesde lid, van de Awir het niet continueren naar 2023 schriftelijk melden. En daarbij aangeven dat als de aanvrager meent wel recht te hebben in 2023, hij hiervoor een nieuwe aanvraag moet indienen.

 Dit kan anders zijn wanneer Toeslagen de toeslag van het voorgaande jaar controleert. Dan geldt de beëindiging ook echt alleen voor dat jaar (tenzij uit nader onderzoek blijkt dat ook in het huidige jaar geen recht bestaat). Dan volstaat de beëindiging voor dat vorige jaar en loopt de aanvraag wél door in het huidige (en daaropvolgende) jaar. We lichten dit ook toe met een voorbeeld:

Tip!  Voorbeeld

Toeslagen controleert in 2023 de zorgtoeslag van B voor 2022 en ontdekt dat hij hier geen recht op heeft. In de beëindigingsbrief vermeld Toeslagen dan dat de aanvraag voor 2022 wordt beëindigd. De aanvraag wordt dan niet beëindigd voor 2023. Een uitzondering hierop kan zijn wanneer uit aanvullend onderzoek blijkt dat er ook geen recht is in 2023. Dan moet Toeslagen in de beëindigingsbrief vermelden dat de aanvraag ook voor dat jaar wordt beëindigd. En dan ook dat de toeslag niet gecontinueerd zal worden naar 2024 (zie het vorige voorbeeld).

1.7.2 Aanvrager beëindigt de aanvraag

De Awir zegt niets over het beëindigen van een toeslag (anders dan in artikel 15, zesde lid, van de Awir over het niet continueren). In de praktijk kan een aanvrager een lopende aanvraag beëindigen door een wijziging met einddatum door te geven. Deze beëindiging werkt dan ook door naar daaropvolgende jaren, doordat er nu niet meer geacht kan worden dat de aanvrager een aanvraag heeft gedaan voor die volgende jaren (artikel 15, vijfde lid, van de Awir, zie paragraaf 1.7). Oftewel, er vindt geen automatische continuering meer plaats. Tenzij de beëindiging en continuering elkaar hebben gekruist (zie de volgende paragraaf).

1.7.2.1 Beëindiging en continuering kruisen elkaar

De beëindiging en continuering van een aanvraag kunnen elkaar kruisen. Toeslagen start in oktober al met het proces om voor het volgende jaar nieuwe beschikkingen aan te maken. Die worden namelijk in december afgegeven, omdat het voorschot voor januari in die maand wordt uitbetaald (lees hierover ook in paragraaf 1.4.1.2 van het hoofdstuk ‘Voorschotverlening’). Het is dus mogelijk dat een aanvrager tussen de start van het continueringsproces in oktober en de afgifte van de beschikking in december zijn aanvraag beëindigt. De voorschotbeschikking van het volgende jaar wordt dan toch afgegeven, omdat de beëindiging en die voorschotbeschikking elkaar kruisten.

In deze situatie wordt de aanvraag dus wél gecontinueerd, ondanks de beëindiging. Wil de aanvrager ook voor dat nieuwe jaar geen toeslag meer ontvangen, dan moet hij die opnieuw beëindigen.

1.7.2.2 Beëindiging ongedaan maken

De aanvrager kan een beëindiging weer ongedaan maken. Dit doet hij door een nieuwe aanvraag in te dienen met ingang van dezelfde datum waarmee hij eerder de aanvraag beëindigde. Of eventueel met een latere ingangsdatum in datzelfde jaar als hij de toeslag voor een periode niet wil ontvangen. Deze aanvraag is dan in feite geen aanvraag, maar een wijziging. Er was namelijk al een aanvraag voor het desbetreffende berekeningsjaar. Van belang is dan wel dat er voor dat jaar een voorschotbeschikking was afgegeven. Dit mag ook een beschikking voor € 0 zijn.

Voor die zogenaamde “nieuwe aanvraag” geldt dus ook niet de aanvraagtermijn (van 1 september jaar T+1 of de drie maanden voor de kinderopvangtoeslag), omdat het dus eigenlijk een wijziging is (zie ook paragraaf 1.3.1.2). Het is slechts vanwege de werking van TVS niet mogelijk om dit via een wijziging te bewerkstelligen.

Let op!  Let op

De “nieuwe aanvraag” (die feitelijk een wijziging is) kan niet te laat zijn zolang er nog geen definitieve toekenning is. De zogenaamde “nieuwe aanvraag” mag dus ook niet afgewezen worden wanneer deze na de aanvraagtermijn is gedaan. Is de toeslag eenmaal definitief berekend, dan kan de aanvrager deze niet meer wijzigen. Hij zal dan een herzieningsverzoek moeten indienen. Lees daarover in paragraaf 1.4.2 van het hoofdstuk ‘Herziening’.

Is voor het berekeningsjaar waar de aanvrager weer toeslag over wil krijgen geen voorschotbeschikking afgegeven, dan moet de aanvrager wel echt een nieuwe aanvraag indienen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de aanvrager de toeslag voor het jaar na de beëindiging wil hebben (waar de beëindiging wel naartoe doorwerkte, zie paragraaf 1.7.2).

Het kan dan zijn dat de aanvrager voor sommige jaren wél weer in aanmerking komt voor de toeslag, maar voor andere te laat is. We lichten dit toe met een voorbeeld:

Tip!  Voorbeeld

Er loopt een voorschot zorgtoeslag voor jaar T. De aanvrager beëindigt de aanvraag per 1 mei van dat jaar. In oktober van jaar T+2 wil hij die beëindiging ongedaan maken met een nieuwe aanvraag per 1 mei jaar T. Kan dit?

Jaar T: ja. Voor dit berekeningsjaar was een voorschotbeschikking afgegeven. De nieuwe aanvraag geldt hier als een wijziging.

Jaar T+1: nee. De aanvraag was door de beëindiging in mei van jaar T niet gecontinueerd naar jaar T+1. De aanvrager is in oktober jaar T+2 niet tijdig met een aanvraag voor jaar T+1 (hij is niet uitgenodigd voor het doen van aangifte IB, dus komt niet in aanmerking voor verlenging van de aanvraagtermijn, zie paragraaf 1.3.2).

Jaar T+2: ja. De nieuwe aanvraag is hiervoor tijdig.