Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

4 Awir

1.1 Inleiding

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is een belangrijke wet voor Toeslagen. Waarom? En wat is de Awir precies? Die vragen beantwoorden we in dit hoofdstuk. Daarnaast bespreken we ook enkele onderwerpen uit de Awir.

In dit hoofdstuk

In dit hoofdstuk bespreken we wat de Awir is, waarom deze wet is ingevoerd en hoe die zich verhoudt tot de Awb (paragraaf 1.2). We bespreken in deze context ook wat inkomensafhankelijke regelingen zijn (paragraaf 1.2.1) en welke regelingen Toeslagen uitvoert (paragraaf 1.2.2). Vervolgens komen enkele onderwerpen uit de Awir aan bod: informatieverstrekking en - uitwisseling (paragraaf 1.3), de algemene hardheidsclausule (paragraaf 1.4) en beslaglegging op toeslagen (paragraaf 1.5).

Niet in dit hoofdstuk

Een aantal belangrijke onderwerpen uit de Awir bespreken we niet in dit hoofdstuk, omdat we die uitgebreid behandelen in hun eigen hoofdstukken: Aanvrager, Partner, Medebewoner, Kind, Inkomen, Vermogen, Aanvraag, Voorschotverlening, Definitieve toekenning, Herziening, Terugvordering en Invordering.

Afkortingen en begrippen

In het hoofdstuk ‘Afkortingen en begrippen’ staat een afkortingen- en begrippenlijst. Hierin staan alle in het Handboek gebruikte afkortingen. Ook worden veel begrippen toegelicht. Kijk daar dus als een afkorting of begrip onbekend of onduidelijk is.

1.2 De Awir

De Awir geldt voor inkomensafhankelijke regelingen (artikel 1, eerste lid, van de Awir). De Awir is voor de inkomensafhankelijke regelingen die eronder vallen een overkoepelende wet met een geharmoniseerd begrippenkader. In de Awir staan dus definities en begrippen die voor meerdere inkomensafhankelijke regelingen gelden. Daarnaast staan er ook regels in over onder andere aanvragen, toekenningen en toezicht. Dit soort regels over definities en procedures wordt ook wel formeel recht genoemd. In tegenstelling tot materieel recht, wat in de zogenoemde materiewetten staat. Die gaan over het recht op en de hoogte van een toeslag (zoals bijvoorbeeld de Wet op de huurtoeslag).

We bespreken

1.2.1 Inkomensafhankelijke regelingen

Inkomensafhankelijke regelingen zijn wettelijke regelingen die personen aanspraak geven op een financiële bijdrage van het Rijk in bepaalde kosten, waarbij de hoogte van de bijdrage afhankelijk is van draagkracht (artikel 1, derde lid, van de Awir). Personen met een hoger inkomen (en/of vermogen) krijgen dus een lagere bijdrage of eventueel niets. Personen met een lager inkomen krijgen een hogere bijdrage.

De volgende inkomensafhankelijke regelingen vallen onder de Awir:

  • Wet op de zorgtoeslag (Wzt)
  • Wet op het kindgebonden budget (Wkb)
  • Wet op de huurtoeslag (Wht)
  • Wet kinderopvang (Wko)
  • Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS)
  • Wet studiefinanciering 2000 (WSF)

1.2.1.1 Geen inkomensafhankelijke regelingen

Sociale zekerheidswetten (zoals de WW, WIA en Participatiewet) zijn geen inkomensafhankelijke regelingen en vallen daarom niet onder de Awir. De wetten voorzien wel in een financiële uitkering, maar dat is geen bijdrage in kosten zoals bij inkomensafhankelijke regelingen. Sociale zekerheidswetten zijn bedoeld om een tekort aan bestaansmiddelen aan te vullen. Belastingwetten zijn ook geen inkomensafhankelijke regelingen en vallen dus ook buiten de Awir. Deze wetten hebben wel een inkomensafhankelijk element, maar zijn gericht op een inkomensafhankelijke heffing, niet een bijdrage. Dit betekent ook dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) niet van toepassing is op toeslagen, tenzij de Awir daar specifiek naar verwijst (zoals bij het partnerbegrip, zie paragraaf 1.3.1 van het hoofdstuk ‘Partner’).

1.2.2 Invoering van de Awir

Tot 2006 verschilden de inkomensafhankelijke regelingen sterk van elkaar. Er waren verschillen in begrippen en de uitvoering van de regelingen was ook niet gelijk. De wetgever wilde de verschillende inkomensafhankelijke regelingen zoveel mogelijk harmoniseren door ze onder te brengen in één wet: de Awir. De regelingen die onder de Awir vallen gaan vooral over wonen, kinderen en zorg. De wetgever wilde ook de uitvoering van die regelingen stroomlijnen door ze waar mogelijk te laten uitvoeren door Toeslagen (zie de aanhef van de Awir). De directe aanleiding om de verschillende regelingen te harmoniseren en stroomlijnen was de introductie van de zorgtoeslag vanwege het nieuwe zorgverzekeringsstelsel. De doelgroep van die toeslag is omvangrijk en overlapt voor een groot deel de doelgroepen van de andere inkomensafhankelijke regelingen. Harmonisatie en stroomlijning was daarom wenselijk.

De Awir trad in werking op 1 september 2005. De Awir geldt voor inkomensafhankelijke regelingen die daarna zijn ingevoerd. Inkomensafhankelijke regeling die al vóór 1 januari 2006 bestonden, vallen alleen onder de Awir als dat in de desbetreffende regeling is bepaald (artikel 1, eerste en tweede lid, van de Awir):

Inkomensafhankelijke regelingen die onder de Awir vallen

Van na 1 januari 2006

  • Zorgtoeslag (2006)
  • Kindgebonden budget (2008)

Van voor 1 januari 2006

1.2.3 Uitvoering door Toeslagen

Toeslagen voert de Wzt, Wkb, Wht en Wko uit. Inkomensafhankelijke regelingen worden alleen uitgevoerd door Toeslagen als dit in die regeling staat (artikel 11, eerste lid, van de Awir). Dit is in de genoemde regelingen gedaan (zie artikel 5 van de Wzt, artikel 5 van de Wkb, artikel 1a, tweede lid, van de Wht en artikel 1.3, eerste lid, van de Wko). De Wzt, Wkb, Wht en Wko zijn zogenoemde materiewetten waarin staat wanneer iemand recht heeft op de desbetreffende toeslag en hoe hoog die toeslag dan is. Toeslagen gaat dus over het bepalen van het recht op, en de hoogte van, vier toeslagen: zorgtoeslag, kindgebonden budget, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag. De uitvoering van deze vier regelingen bestaat uit het toekennen, uitbetalen en terugvorderen van de tegemoetkomingen (artikel 11, tweede lid, van de Awir). Toeslagen voert hiernaast ook verschillende compensatieregelingen uit in het kader van herstel voor de toeslagenaffaire. Dit wordt gedaan door een apart onderdeel van Toeslagen: de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). De rest van Toeslagen wordt ook wel ‘Toeslagen regulier’ genoemd.

De andere regelingen die onder de Awir vallen (WTOS en WSF) worden door DUO uitgevoerd. Hoofdstuk 2 van de Awir geldt alleen voor de regelingen die Toeslagen uitvoert (artikel 11, eerste lid, van de Awir). De rest van de Awir geldt ook voor de WTOS en WSF, al hebben die wetten daar wel uitzonderingen op gemaakt en bepaalde artikelen uitgesloten.

In de rest van dit hoofdstuk richten we ons alleen op de regelingen die Toeslagen uitvoert.

1.2.3.1 Verantwoordelijke ministeries

Verschillende ministeries zijn verantwoordelijk voor de verschillende wetten die Toeslagen uitvoert. Iedere wet gebruikt de term ‘Onze Minister’, maar dit is dus niet steeds dezelfde minister. In de wetten staat om welke minister het gaat. We zetten de verantwoordelijke ministeries op een rijtje:

WetVerantwoordelijk ministerieArtikel
AwirMinisterie van FinanciënArtikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Awir
ZorgtoeslagMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wzt
HuurtoeslagMinisterie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO)Artikel 1, onderdeel g, van de Wht
KinderopvangtoeslagMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)Artikel 1.1, eerste lid, van de Wko
Kindgebonden budgetMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wkb 

Samengevat betekent dit dat het Ministerie van Financiën gaat over de uitvoering (hoe krijgt iemand zijn toeslag). De andere ministeries gaan ieder op hun eigen terrein over de inhoud (in welke gevallen krijgt iemand toeslag en hoeveel). Deze ministeries zijn voor Toeslagen dan ook de opdrachtgevers voor de uitvoering van deze toeslagen. Het Ministerie van Financiën (verantwoordelijk voor de Awir als kader) is de zogenoemde coördinerend opdrachtgever.

1.2.3.2 Gebruik van BSN

Bij de uitvoering van de Awir (en de wetten die daaronder vallen) maakt Toeslagen gebruik van het burgerservicenummer (BSN). Dit stond tot 6 januari 2014 in artikel 13 van de Awir (oud). Sindsdien staat iets vergelijkbaars in artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer: “Overheidsorganen kunnen bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van hun taak gebruik maken van het burgerservicenummer”.

Let op!  Let op

Het niet hebben van een BSN is geen wettelijke reden om een toeslag te weigeren.

Het gebruik van BSN’s vergemakkelijkt het verwerken van persoonsgegevens en het toekennen van toeslagen. Het systeem van Toeslagen (TVS) is ook geheel ingericht op het werken met BSN’s. Aanvragen zonder BSN kunnen slechts handmatig worden verwerkt. Toeslagen vraagt dan aan de aanvrager om een BSN aan te vragen voor zichzelf, zijn toeslagpartner en/of zijn kinderen. Is dit niet mogelijk? Dan zal per geval bekeken moeten worden of een toeslag verstrekt wordt, ondanks het ontbreken van een BSN.

1.2.4 Verhouding tussen Awir en Awb

De algemene, overkoepelende regels van het bestuursrecht staan in de Awb. De Awb bevat algemene regels voor de relatie tussen individuele burgers en bestuursorganen. Toeslagen moet zich als bestuursorgaan dus houden aan de regels uit de Awb. Dat geldt ook bij het toepassen van de Awir. Daarbij moet Toeslagen steeds de algemene, overkoepelende regels van de Awb opvolgen. Tenzij daarop in de Awir een uitzondering wordt gemaakt. De Awir doet dit in meerdere artikelen. Voorbeelden hiervan zijn artikel 12 en 13 van de Awir. We lichten alle relevante uitzonderingen in het Handboek toe, op de plek waar we het desbetreffende onderwerp bespreken.

1.3 Informatieverstrekking en -uitwisseling

De Awir bevat regels over informatieverstrekking en -uitwisseling. Het gaat hierbij om informatie die Toeslagen verstrekt of uitwisselt met andere delen van de overheid. En om informatie die Toeslagen opvraagt bij belanghebbenden of bij derden. Met de ontvangen informatie bepaalt Toeslagen of er recht bestaat op een toeslag en hoe hoog het toeslagbedrag moet zijn.

We bespreken:

1.3.1 Informatieverstrekking door belanghebbenden

De aanvrager, toeslagpartner en medebewoner moeten op verzoek van Toeslagen gegevens en inlichtingen verstrekken die van belang kunnen zijn voor (artikel 18, eerste lid, van de Awir):

  • de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming (definitieve toekenning); of
  • de bepaling van de hoogte van een voorschot of het herzien van een voorschot op grond van artikel 16, vijfde lid

Die gegevens moeten worden aangeleverd op een door Toeslagen aangegeven manier en binnen een door Toeslagen gestelde termijn (artikel 18, tweede lid, van de Awir). Wordt niet op tijd op het verzoek gereageerd, dan moet Toeslagen een schriftelijke aanmaning sturen en een nieuwe termijn van minimaal twee weken geven. Hierbij moet gewezen worden op de mogelijke gevolgen van het niet voldoen aan de verplichting van informatieverstrekking (derde lid). Wordt de gevraagde informatie ook binnen de aanmaningstermijn niet aangeleverd, dan kan Toeslagen de hoogte van de definitieve toekenning of het (herziene) voorschot ambtshalve bepalen (vierde lid). Dit betekent dat Toeslagen mag bepalen wat het toeslagbedrag is op basis van de gegevens die wel beschikbaar zijn. Hiervoor gelden echter wel een aantal regels:

  • Artikel 26b van de Awir is van overeenkomstige toepassing, waarbij de daarin genoemde redelijke termijn gelijk is aan de aanmaningstermijn (vierde lid). Dit betekent dat Toeslagen de aanvrager in de gelegenheid moet stellen om zijn zienswijze te geven voordat de toeslag ambtshalve wordt bepaald wanneer die beslissing nadelig is voor de aanvrager en mogelijk onevenredig in verhouding tot de te dienen doelen. Lees meer over de zienswijze in paragraaf 1.6.1.1 van het hoofdstuk ‘Awb’.
  • Toeslagen mag de toekenning of het voorschot niet op € 0 (ook wel nihil genoemd) bepalen. En ook niet het voorschot herzien waarbij enkel de uitbetaalde termijnen gedurende het berekeningsjaar niet wijzigen (vijfde lid). Dit geldt niet als Toeslagen zich voldoende heeft ingespannen om de gevraagde informatie alsnog binnen een redelijke termijn te laten verstrekken, voordat een aanmaning is verstuurd (zesde lid). 

Toeslagen mag hiernaast ook de hoogte van de toekenning of het voorschot ambtshalve bepalen wanneer de aanvrager, toeslagpartner of medebewoner aan de inspecteur (‘Blauw’) een opgaaf van NINBI moest verstrekken en dat niet (binnen de gestelde termijn) heeft gedaan (zevende lid).

Het niet verstrekken van informatie wanneer Toeslagen hierom vraagt, kan dus financiële gevolgen hebben voor de aanvrager, want door het ambtshalve vaststellen kan hij minder, of zelfs geen, toeslag krijgen. Ook loopt hij het risico om een boete opgelegd te krijgen; een zogenoemde verzuimboete. Lees daarover verder in paragraaf 1.3.1 van het hoofdstuk ‘Bestuurlijke boete’.

Naast de verplichting om te reageren op een verzoek om informatie, is de aanvrager ook verplicht om bepaalde wijzigingen uit zichzelf door te geven (artikel 17 van de Awir en artikel 5 van de UR Awir). Lees daarover in paragraaf 1.2.3 van het hoofdstuk ‘Herziening'.

1.3.2 Informatieverstrekking door derden

Naast de aanvrager, toeslagpartner en medebewoner zijn ook bepaalde derden (niet-belanghebbenden) verplicht om informatie te verstrekken wanneer Toeslagen daarom vraagt. Dit moeten ze kosteloos doen. Ze mogen er dus geen geld voor vragen. Deze derden zijn (artikel 38, eerste lid, van de Awir):

  • Openbare lichamen (met uitzondering van Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Openbare lichamen zijn onderdelen van de overheid zoals het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen.
  • Bepaalde rechtspersonen. Dit zijn onder andere organisaties en verenigingen die rechtspersoonlijkheid hebben, waardoor ze zelfstandig rechten en plichten hebben los van de mensen die ermee verbonden zijn.
  • Lichamen die hoofdzakelijk uitvoering geven aan het beleid van het Rijk.
  • Administratieplichtigen als bedoeld in artikel 52 van de AWR. Dit zijn onder andere zelfstandigen en eigenaren van bedrijven die hun administratie moeten bijhouden zodat daar altijd duidelijk de gegevens uit blijken die van belang zijn voor belastingheffing.
  • Verhuurders. 

Deze derden vermelden bij het aanleveren van de informatie het BSN van degene over wie de informatie gaat. Diegene moet voor dat doel daarom zijn BSN aan de derde (bijvoorbeeld kinderopvangorganisatie) bekendmaken (artikel 38, zevende en achtste lid, van de Awir en artikel 1b van het UB Awir).

De informatie moet worden verstrekt binnen een door Toeslagen gestelde termijn (derde lid). Als de gevraagde informatie niet op tijd is verstrekt, maant Toeslagen de derde aan om deze alsnog te verstrekken en geeft daarvoor een nadere termijn (zesde lid).

Naast het verstrekken van informatie op verzoek van Toeslagen kunnen bepaalde derden aangewezen worden om uit zichzelf informatie te verstrekken die van belang is bij de bepaling van het recht op (en de hoogte van) een definitieve toekenning, voorschot, herziening van een toekenning op grond van artikel 21 of 21a van de Awir of herziening van een voorschot (artikel 38, tweede lid, van de Awir). Momenteel zijn er geen derden hiervoor aangewezen. Dit aanwijzen gebeurt overigens bij algemene maatregel van bestuur. Daarvan moet eerst een ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal worden voorgelegd. Als (tenminste één vijfde van) één van de kamers wil dat het bij wet wordt geregeld, dan wordt de algemene maatregel niet vastgesteld en wordt het als wetsvoorstel ingediend (artikel 38, elfde lid, van de Awir).

Wanneer een derde informatie heeft aangeleverd, maar vervolgens van mening is dat die verplichting onrechtmatig was opgelegd, kan hij verzoeken om een vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken (artikel 38, tiende lid, van de Awir).

1.3.2.1 Kinderopvangorganisaties

Kindercentra en gastouderbureaus moeten maandelijks informatie doorgeven voor ieder kind dat bij ze staat ingeschreven (artikel 38, vierde en vijfde lid, van de Awir). Dit moeten ze uit zichzelf doen, dus er is niet steeds een verzoek van Toeslagen nodig. Ze moeten de informatie uiterlijk op de vijftiende van iedere maand aanleveren. Die informatie moet dan steeds gaan over alle voorafgaande maanden van dat jaar. Op 27 januari en nogmaals uiterlijk op 1 maart moeten de gegevens over alle maanden van het vorige jaar aangeleverd worden. De kinderopvangorganisaties moeten bij die maandelijkse levering steeds de volgende gegevens verstrekken (artikel 38, vierde lid, van de Awir):

  • a. voorletter(s), achternaam, BSN en geboortedatum van het kind, de ouder en de partner;
  • b. soort kinderopvang;
  • c. aantal afgenomen uren;
  • d. gemiddelde uurtarief;
  • e. ingangsdatum en einddatum van de schriftelijke opvangovereenkomst; en
  • f. het registratienummer in het landelijk register kinderopvang van de kinderopvangorganisatie.

1.3.2.2 Verhuurders

Verhuurders zijn op grond van artikel 38, eerste lid, van de Awir verplicht om informatie aan te leveren wanneer Toeslagen daarom vraagt. Het moet, zoals bij iedere derde die verplicht is om informatie te verstrekken, wel gaan om informatie die van belang is voor het bepalen van het recht op huurtoeslag en de hoogte daarvan. Denk hierbij aan informatie over de woning en de zelfstandigheid daarvan, over de kale huurprijs en servicekosten, over de aanwezigheid van eventuele medehuurders die op de huurovereenkomst staan of onderhuurders. Toeslagen mag bijvoorbeeld ook vragen of er huur wordt betaald (en de huurder niet gratis woont), maar niet of er een betalingsachterstand is. Het eerste is namelijk relevant, omdat er geen recht bestaat op huurtoeslag voor een woning waar iemand gratis (om niet) woont. Het tweede is niet relevant, omdat het voor huurtoeslag gaat om het hebben van een betalingsverplichting, welke niet vervalt wanneer iemand een betalingsachterstand heeft. Lees meer over de voorwaarden voor huurtoeslag in het hoofdstuk ‘Huurtoeslag’ en specifiek over het recht op huurtoeslag bij een betalingsachterstand in paragraaf 1.5.3 van dat hoofdstuk.

1.3.2.3 Banken

Banken moeten op verzoek gegevens verstrekken over bankrekeningen. Het gaat dan om het bankrekeningnummer en de naam, het adres, de woonplaats en de geboortedatum van de houder van de bankrekening (artikel 1a van het UB Awir). Dit hangt samen met de regel dat toeslagen alleen uitbetaald mogen worden op een rekening die op naam van de aanvrager staat (artikel 25 van de Awir). Toeslagen moet daarom soms het door de aanvrager opgegeven rekeningnummer kunnen controleren. Lees hierover meer in paragraaf 1.4.7.1.1 van het hoofdstuk ‘Voorschotverlening’.

1.3.3 Gegevensverstrekking door Toeslagen

Toeslagen ontvangt niet alleen informatie, maar verstrekt het soms ook. Op de informatie die Toeslagen heeft over burgers rust een geheimhoudingsplicht (artikel 2:5 van de Awb). Toeslagen mag die informatie dus niet delen, maar voor een goede dienstverlening kan dat toch nodig zijn. Op die manier wordt de burger onder andere ontlast en hoeft hij niet zelf aan meerdere instanties dezelfde informatie te geven. Daarom is in artikel 38a van de Awir geregeld dat Toeslagen gegevens mag verstrekken aan bepaalde voorzieningen (hulp- en informatiepunten) en bestuursorganen. We bespreken beide in de volgende paragrafen.

1.3.3.1 Aan hulp- en informatiepunten

Toeslagen mag gegevens verstrekken aan voorzieningen die de dienstverlening rondom toeslagen verbeteren (artikel 38a, eerste lid, van de Awir). In een algemene maatregel van bestuur worden de voorzieningen aangewezen waaraan Toeslagen gegevens mag verstrekken en onder welke voorwaarden. Die aangewezen voorzieningen zijn de hulp- en informatiepunten (HIP’s) (artikel 2, eerste lid, van de UB Awir). HIP’s zijn rechtspersonen die aanvragers informeren en hulp bieden bij het aanvragen van toeslagen en waarmee Toeslagen een overeenkomst heeft afgesloten (artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van het UB Awir). Het gaat hierbij om een overeenkomst als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de AVG; een verwerkersovereenkomst. Dat is een overeenkomst tussen Toeslagen (als zogenoemde verwerkingsverantwoordelijke) en de HIP (als verwerker) waarin afspraken worden gemaakt over het verwerken van gegevens. Hierin wordt onder andere geregeld hoe lang die verwerking duurt en om welke soort gegevens het gaat.

HIP’s helpen mensen dus met het aanvragen van een toeslag, maar bijvoorbeeld ook met het krijgen van informatie over een aangevraagde toeslag of het aanleveren van informatie aan Toeslagen. Toeslagen verstrekt de HIP’s gegevens die voor de dienstverlening en informatieverstrekking aan aanvragers noodzakelijk zijn (artikel 2, tweede lid, van de UB Awir). De gegevens die HIP’s van Toeslagen krijgen moeten ze geheim houden en mogen ze alleen op verzoek van de aanvrager raadplegen of aan de aanvrager verstrekken (artikel 2, derde lid, van de UB Awir). Het gaat bovendien alleen om de gegevens die op het aanvraagformulier voor een toeslag gevraagd worden. Voor het inzien van gegevens van een specifieke aanvrager, kunnen medewerkers van HIP’s inloggen op MijnToeslagen. Dat kan alleen met toestemming van de aanvrager en de DigiD van de aanvrager is hiervoor nodig. Er bestaat ook een DigiD-machtigingsvoorziening waarmee gemachtigden (bijvoorbeeld intermediairs) kunnen inloggen zonder dat de DigiD van de aanvrager zelf nodig is.

Toeslagen heeft voor de HIP’s contactpersonen: accountmanagers. Zij zorgen voor technische en inhoudelijke ondersteuning en bezoeken de organisaties die zich als nieuwe HIP aanmelden. Zij zijn ook een doorlopend aanspreekpunt voor HIP’s.

Er bestaan verschillende soorten HIP’s:

1.3.3.1.1 Toeslagendienstverleners

TDV’s zijn verschillende organisatie of instellingen. Ze helpen burgers met een specifieke toeslag die raakvlakken heeft met de organisatie. Zo helpt een verhuurder met de huurtoeslag en een kinderopvangorganisatie met de kinderopvangtoeslag. In principe kan iedere organisatie die burgers helpt met toeslagen een TDV worden, maar er moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de organisatie de hulp gratis aanbieden. Er mag dus geen commercieel belang zijn bij het uitvoeren van dienstverlenende taken voor Toeslagen. Het mag wel een commerciële organisatie zijn, maar de dienstverlening moet dan als gratis extra service aangeboden worden. Verder moet de organisatie een permanente of structureel ingerichte informatiebalie hebben en ervaring hebben met dienstverlening op het gebied van huur of zorg.

TDV’s ontvangen algemeen informatiemateriaal van Toeslagen om de aanvragers goed te kunnen informeren. Daarnaast kunnen ze voor een specifieke aanvrager die bij ze aanklopt inloggen op MijnToeslagen. Daar kunnen ze alle relevante gegevens bekijken voor de aanvrager en desgewenst ook aanvragen indienen of wijzigingen doorgeven.

Intermediairs verlenen ook dit soort hulp. Een intermediair is een bemiddelaar of een tussenpersoon. Dit kan bijvoorbeeld een accountant of (fiscale) dienstverlener zijn. Zij kunnen ook namens de aanvrager inloggen op MijnToeslagen en gegevens bekijken, aanvragen indienen en wijzigingen doorgeven. Fiscale dienstverleners met een registratienummer bij de Belastingdienst (een zogenoemd beconnummer) kunnen aanvragen en wijzigingen ook doorgeven via een commercieel softwarepakket.

Toeslagen heeft een Dienstverleners Helpdesk. Dit is een onderdeel van de BelastingTelefoon waar TDV’s terecht kunnen met vragen over toeslagen. Ze kunnen hier ook gegevens van hun klanten opvragen en wijzigingen doorgeven waarvoor geen handtekening nodig is.

1.3.3.1.2 Toeslagenservicepunten

Naast de TDV’s bestaan ook toeslagenservicepunten (TSP’s). Dit zijn maatschappelijke instanties die als hoofdtaak hebben om hulp te verlenen aan burgers. Zij helpen op allerlei gebieden, waaronder met toeslagen. Denk hierbij aan gemeenten en sociale raadslieden. TSP’s vormen een vangnet voor niet-zelfredzame aanvragers. Deze dienstverlening is gratis en voor iedereen beschikbaar. TSP’s krijgen voor die dienstverlening ondersteuning van Toeslagen. Voor het worden van een TSP gelden dezelfde voorwaarden als voor een TDV (zie paragraaf 1.3.3.1.1), met als verschil dat de TSP geen commerciële organisatie mag zijn en geen belang mag hebben bij de hoogte van de toeslag.

1.3.3.2 Aan bestuursorganen

Naast het verstrekken van informatie aan hulppunten, mag Toeslagen ook informatie over aanvragers geven aan bepaalde bestuursorganen (artikel 38a, eerste lid, van de Awir). Dit zijn bestuursorganen die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en waarmee Toeslagen een samenwerkingsconvenant heeft. Het gaat dan om gegevens die voor het aangewezen bestuursorgaan noodzakelijk zijn om zijn publiekrechtelijke taak te vervullen. Er zijn momenteel geen bestuursorganen op deze manier aangewezen.

1.3.4 Informatie-uitwisseling

In artikel 39 van de Awir is het over en weer uitwisselen van informatie geregeld tussen verschillende delen van de overheid. Door dit wetsartikel over het uitwisselen van informatie hoeft wederzijds niet steeds om deze informatie gevraagd te worden. Het wordt over en weer automatisch uitgewisseld omdat dit nodig is voor het werk dat Toeslagen en de andere instanties uitvoeren. Het gaat specifiek om de volgende instanties en informatie:

Uitwisseling tussenInformatie
Toeslagen en de inspecteur (eerste lid)Voor Toeslagen gaat het om het inkomen en vermogen dat nodig is om de toeslagen te berekenen. Voor de inspecteur gaat het om informatie die hij nodig heeft voor de heffing en invordering van rijksbelastingen. Toeslagen en de inspecteur vermelden bij de informatie het BSN van degene over wie het gaat.
Toeslagen en de Belastingdienst (tweede lid)Informatie over uitreizigers. Toeslagen heeft die informatie onder andere nodig omdat uitreizigers geen recht hebben op toeslag (artikel 9a van de Awir). Lees meer over uitreizigers in hoofdstuk ‘Uitreiziger.
De Minister van Financiën en de andere ministers (derde en vierde lid)Tussen de Ministeries gaat het om bestuurlijke informatie vanuit Toeslagen (via het Ministerie van Financiën) aan andere Ministeries die dat nodig hebben. En vanuit die andere Ministeries kan Toeslagen informatie ontvangen die nodig is voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Bijvoorbeeld informatie over militairen en gedetineerden van de Ministeries van Defensie en van Justitie en Veiligheid. Toeslagen heeft deze informatie nodig omdat militairen en gedetineerden (onder bepaalde voorwaarden) geen recht hebben op zorgtoeslag (waarover meer in paragrafen 1.3.2.3.1 en 1.3.4 van het hoofdstuk ‘Zorgtoeslag’).

1.4 Hardheidsclausules

Een hardheidsclausule is een clausule in een wet op grond waarvan een wetsartikel geheel of gedeeltelijk buiten toepassing kan worden gelaten als de toepassing ervan zou leiden tot uitzonderlijk onbillijke of onredelijke gevolgen. In artikel 47 van de Awir staan twee soorten hardheidclausules:

  • de algemene hardheidsclausule om beleidsregels te maken (eerste lid)
  • de hardheidsclausule om in de uitvoeringsregeling uitzonderingen te maken(tweede lid

De hardheidsclausule voor vermogen is verder uitgewerkt in artikel 9 van de UR Awir en wordt daar (vanaf 2025) ‘voortdurende vermogenstoetsuitzonderingen’ genoemd. We bespreken deze in paragraaf 1.4.2 van het hoofdstuk ‘Vermogen’.

Met de algemene hardheidsclausule kan de Minister van Financiën voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoetkomen aan onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van toepassing van de Awir (of andere toeslagenwetgeving). Het tegemoetkomen wordt gedaan door voor die bepaalde gevallen of groepen van gevallen beleidsregels te geven (artikel 47, eerste lid, van de Awir). We bespreken een aantal aspecten van deze hardheidsclausule:

1.4.1 Onbillijkheden van overwegende aard

Een onbillijkheid van overwegende aard is een ernstige onredelijkheid. Dit kan ook wel een schrijnende situatie genoemd worden. Bij zo’n onbillijkheid als gevolg van toepassing van toeslagenwetgeving gaat het om gevolgen van een wet of regel die de wetgever niet kon voorzien toen hij die wet of regel maakte. En die hij, als hij het wel had voorzien, zou hebben voorkomen. De wetgever gaf bij het invoeren van de hardheidsclausule aan dat het moet gaan om duidelijk onbedoelde gevolgen en dat de hardheidsclausule “[…] uitdrukkelijk niet kan en mag worden gebruikt om door de wetgever bewust gekozen voorwaarden of begrenzingen opzij te zetten.” (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 468, nr.3, pagina 10). Deze onbedoelde gevolgen pakken nu dusdanig onredelijk uit voor meerdere burgers dat daaraan tegemoetgekomen moet worden.

1.4.2 Bepaalde gevallen en groepen van gevallen

Individuele burgers kunnen een beroep op de hardheidsclausule doen, maar de Minister komt alleen tegemoet als de situatie van die ene burger niet uniek is. De hardheidsclausule is namelijk bedoeld voor “gevallen” (specifiek “bepaalde gevallen” en “groepen van gevallen”). Er moet daarom duidelijk zijn dat de onbillijke gevolgen zich niet alleen voordoen bij de burger die zich op de hardheidsclausule beroept, maar bij iedere burger of groep burgers in dezelfde situatie. Dit betekent dat de hardheidsclausule niet wordt toegepast als het alleen gaat om die individuele burger die in zijn persoonlijke omstandigheden een bepaalde hardheid ervaart. Het moet gaan om een situatie die voor iedere burger kan gelden (bepaalde gevallen) of die bepaalde groepen burgers raakt. Met de algemene hardheidsclausule kunnen dan ook algemene knelpunten in de wet- of regelgeving opgelost worden voor iedere burger of bepaalde groepen burgers.

Voor individuele burgers die door hun specifieke (combinatie van) omstandigheden knelpunten ervaren, bestaan andere mogelijkheden. Zo kan (als de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven) een oplossing gezocht worden in het evenredigheidsbeginsel of andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zie paragraaf 1.6.2 van het hoofdstuk ‘Awb’). Of via het matigen van een terugvordering (zie paragraaf 1.4.2 van het hoofdstuk ‘Terugvordering’).

1.4.3 Beleidsregel en doorzending

Als een burger een geslaagd beroep op de hardheidsclausule doet, komt de Minister tegemoet door een beleidsregel op te stellen waarmee van de wet of regel afgeweken wordt. Een beleidsregel is “een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan” (artikel 1:3, vierde lid, van de Awb). Toeslagen kan geen beleidsregels opstellen, waardoor Toeslagen zelf niet kan beslissen op verzoeken tot toepassing van de hardheidsclausule. Alleen de Minister van Financiën is bevoegd om te beslissen op deze verzoeken. Toeslagen kan daarna wel de opgestelde beleidsregel toepassen/uitvoeren. De beleidsregel kan dan niet alleen toegepast worden voor de burger die zich succesvol op de hardheidsclausule beriep, maar voor iedereen op wie de beleidsregel van toepassing is en daarom verzoekt.

De verzoeken op de hardheidsclausule worden namens de Minister behandeld door de directie Strategie, Recht en Beleid (SR&B). Wanneer Toeslagen zo’n verzoek tegenkomt (bijvoorbeeld in een brief, bezwaar- of beroepschrift), moet deze dus doorgezonden worden naar het Ministerie op grond van de doorzendplicht (artikel 2:3, eerste lid, van de Awb, zie ook de uitleg van de wetgever hierover: Kamerstukken II, 2019-2020, 35 468, nr.3, pagina 9 en 10). Er wordt dan via een aparte procedure op het verzoek beslist. Toeslagen beslist wel zelf op bijvoorbeeld het bezwaarschrift waar het verzoek in staat.

De beleidsregels van de Minister worden gepubliceerd in het Verzamelbesluit Toeslagen. Hierin staan twee beleidsregels op grond van de hardheidsclausule:

1.4.4 Geen bezwaar en beroep mogelijk

Als de Minister een beroep op de hardheidsclausule afwijst en dus geen nieuw beleid opstelt, kan de burger daar niet tegen in bezwaar of beroep gaan. Tegen een beleidsregel (en het intrekken daarvan) kan namelijk geen beroep worden ingesteld (artikel 8:3, eerste lid, onderdeel a en b, van de Awb). Tegen het niet opstellen van een beleidsregel daarom ook niet. Doordat geen beroep mogelijk, is bezwaar ook geen optie (artikel 7:1, eerste lid, van de Awb). De wetgever benoemde dit ook tijdens het toevoegen van de hardheidsclausule aan de Awir (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 468, nr.3, pagina 10).

1.4.5 Wet hardheidsaanpassing Awir

De algemene hardheidsclausule is per 1 juli 2020 aan de Awir toegevoegd via de Wet hardheidsaanpassing Awir. Met deze wet werden ook andere aanpassingen in de Awir doorgevoerd “[…] om bepaalde hardheden weg te nemen of te verzachten” (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 468, nr. 3, pagina 1). Dit waren de hardheidsregeling en de vangnetbepaling in artikel 49 en 49a van de Awir (oud). Die artikelen zijn vervolgens per 5 november 2022 vervallen, omdat toen de Wet hersteloperatie toeslagen in werking is getreden. In deze wet staat sindsdien alle wet- en regelgeving over het herstel. Dat herstel wordt uitgevoerd door UHT, dat in februari 2020 startte.

1.5 Beslag op toeslagen

In artikel 45 van de Awir staat een beslagverbod: toeslagen zijn niet vatbaar voor beslag, waaronder beslag vanwege faillissement of schuldsanering (WSNP). Met een beslag kan iemand de beschikking krijgen over de bezittingen of het geld van een ander die een schuld bij hem heeft. Zo’n beslag wordt vaak uitgevoerd door een deurwaarder. Beslagleggen kan niet zomaar. Hiervoor is een uitspraak van een rechter nodig (executoriaal beslag) of moet een verzoekschrift bij een voorzieningenrechter zijn ingediend (conservatoir beslag). Op iemands toeslagen kan dus geen beslag worden gelegd. Op dit beslagverbod bestaan echter wel uitzonderingen.

Er kan wel beslag worden gelegd op iemands toeslagen wanneer dit wordt gedaan voor (artikel 45, eerste lid, van de Awir):

  • a. een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting voor een geleverde prestatie waarbij die betalingsverplichting reden is voor de toeslag (niet van toepassing op kindgebonden budget);
  • b. een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering dat betrekking heeft op dezelfde inkomensafhankelijke regeling. 

Dit betekent dat

  • een verhuurder voor niet betaalde huur beslag kan leggen op de huurtoeslag van de niet-betalende huurder
  • een zorgverzekeraar voor niet betaalde premie beslag kan leggen op de zorgtoeslag van de niet-betalende verzekerde
  • een kinderopvangorganisatie voor niet betaalde kinderopvangkosten beslag kan leggen op de kinderopvangtoeslag van de niet-betalende ouder
  • Toeslagen voor niet betaalde terugvorderingen beslag kan leggen op de toeslagen van de niet-betalende aanvrager 

Het moet dan wel gaan om een actuele betalingsverplichting waarvoor nu ook de toeslag wordt verleend. Zo kan een kinderopvangorganisatie geen beslag leggen op kinderopvangtoeslag voor een oude schuld. Ook al maakt de ouder nog steeds gebruik van dezelfde opvang. Dit zou de kinderopvangorganisatie bovendien niet helpen, want de ouder heeft die toeslag nodig om de huidige opvang te betalen. En zo kan een verhuurder ook geen beslag leggen op de huurtoeslag die een voormalige huurder krijgt voor zijn nieuwe woning bij een andere verhuurder.

Ter informatie!  Voorbeeld uit jurisprudentie

Een verhuurder wilde voor achterstallige huur beslag leggen op de huurtoeslag die de huurder kreeg voor zijn nieuwe woning. De rechter vond dat het beslagverbod hierop van toepassing was, omdat de situatie niet voldeed aan de uitzondering van artikel 45, eerste lid, onderdeel a, van de Awir. Er was een te ver verwijderd verband tussen de achterstallige huur en de huurtoeslag voor de huur op grond van een andere huurovereenkomst (voor een andere woning). De rechter noemde daarbij ook het uitgangspunt dat de huurder zijn huurtoeslag moet gebruiken voor het betalen van de huidige huur (ECLI:NL:GHSHE:2014:2173, rechtsoverweging 3.9 en 3.10).

Een gerechtsdeurwaarder die gerechtigd is beslag te leggen, mag aan Toeslagen vragen of er periodieke betalingen worden verricht aan de schuldenaar. Toeslagen schendt niet zijn geheimhoudingsplicht door hierop te antwoorden. Wel moet de deurwaarder in zijn informatieverzoek duidelijk maken dat hij handelt in opdracht van een schuldeiser die bevoegd is om beslag te leggen op een toeslag (artikelen 79.13 en 67.2 van de Leidraad Invordering).